Galgen

De Westfriese Omringdijk tussen Medemblik en Oudendijk is tegenwoordig een plek om fijn te fietsen en te genieten van het uitzicht over IJsselmeer of Markermeer. Ooit bood deze voormalige zeedijk uitzicht op een huiveringwekkend fenomeen: galgen. De galg was het symbool van de macht van de overheid, een waarschuwing om niet te spotten met de wetten van het land.

De oudste afbeeldingen van galgen in Westfriesland staan op de bekende kaarten van de Westfriese zeedijken uit 1638. Aan de Noorderweg van Twisk zien we de galg van het ambacht de Vier Noorder Koggen. Een andere galg, waarschijnlijk die van de stede Hoogwoud-Aartswoud, is getekend aan de Langereis. Naast de galgen van Hoorn (in de Galgenbocht ten zuiden van de stad) en de stede Grootebroek (op het buitendijks land bij Broekerhaven) zien we ook een rad. Daar werden de lichamen van terechtgestelden vaak op gelegd, “ten prooi aan de vogelen des hemelrijks”. Terechtstellingen vonden plaats in het centrum van een stad of dorp en trokken veel publiek.

Galgen waren er al ver voor 1638. Volgens een bij de kaarten horend rapport stond “eertijds” bij de Nek bij Schellinkhout de galg van de Westfriese Admiraliteit, maar daar was zo’n 30 à 40 morgen voorland verdwenen door kustafslag. Een andere galg, die van de stede Schellinkhout zelf, wordt genoemd in een akte van 18 april 1592. Daarin verklaarde een wapensmid uit Hoorn dat hij samen met schout Sijvert Jorisz. de Vries uit nieuwsgierigheid was gaan kijken naar “die galge aen denwelcken die Spangiaerts buyten Schellinckhout gehangen waeren” (toegangsnummer 1685, inv.nr. 2037). Waarschijnlijk deelde Schellinkhout een galgenveld met de stede Wijdenes. In 1881 correspondeerden de burgemeesters van beide gemeenten namelijk over de verwaarloosde toestand van een gezamenlijk eigendom: het “Galgeveld” aan de Wijmers (toegangsnummer 1223, inv.nr. 481). Op 22 december 1708 veroordeelde de schepenbank van Medemblik de recidivist Jeuriaen Jeuriaensz. wegens diefstal tot de doodstraf door ophanging. Na de voltrekking van het vonnis werd zijn lijk “buijten op het galgevelt” opgehangen (toegangsnummer 0003, inv.nr. 5307). Jammer genoeg weten we niet waar dit was.

De stede Abbekerk kocht in 1709 een stukje rietland aan de Westfriese Omringdijk bij Lambertschaag om daar een galg op te richten in verband met de ter dood veroordeling van het dienstmeisje Liefje Elberts. Een jaar eerder had zij een boerderij in Lambertschaag in brand gestoken om diefstal van sieraden te verdoezelen. Dankzij archiefonderzoek is de locatie van de galg van de stede Abbekerk inmiddels bekend.

In 1764 lieten dijkgraaf en heemraden van Drechterland op de Rode Steen in Hoorn een tijdelijke galg bouwen voor een bende rovers van dijkmaterialen. Zij werden veroordeeld tot geseling met een strop om de hals onder een galg op een speciaal gebouwd schavot, tot brandmerking met het wapen van Drechterland en tot verbanning uit Holland en Westfriesland. De permanente galg van Drechterland stond op een strandje bij De Tent, het toenmalige vergaderlokaal van dijkgraaf en heemraden. Niet ver daarvandaan, op het buitendijks land ten oosten van de Noorder Kadijk, stond de stadsgalg van Enkhuizen.

In de jaren 1960 gingen medewerkers van het Meertensinstituut in Amsterdam op pad om boeren en tuinders te vragen naar oude landnamen. Dat was maar goed ook, want niet lang daarna zouden de grote ruilverkavelingen het Westfriese landschap voorgoed veranderen. Op de kaarten van het Meertensinstituut staat in het uiterste zuidoosten van de vroegere banne Oosterblokker, in de bocht van de Blokdijk en het Zittend, een opvallende veldnaam: “De Galg”. Het is precies zo’n plek waar je een galgenveld zou verwachten: afgelegen, maar wel vanaf een grote afstand zichtbaar. Ongetwijfeld gaat het hier om het galgenveld van de stede Westwoud, waar Oosterblokker tot 1811 toe behoorde. Van Obdam, Hensbroek, Spanbroek, Opmeer, Sijbekarspel en Benningbroek, Hem en Venhuizen weten we (nog) niet of er wel een galgenveld is geweest.

Met de komst van de Bataafse Republiek in 1795 kwam een einde aan de vernederende gewoonte lijken aan de galg te hangen of op een rad te leggen. Lichamen van terechtgestelden werden sindsdien begraven en bestaande galgen en raden werden afgebroken.

Geselecteerd uit onze collectie
0003 Oud-rechterlijke archieven en weeskamerarchieven.
0795-01 Archief stede Abbekerk
152E24 Jan de Bruin, "Westfriese plattelandssteden van hun ontstaan tot hun opheffing in 1811”, in: West-Friesland Oud en Nieuw, 81e jaarboek (2014).