0120 Oud archief stad Enkhuizen
0120
Oud archief stad Enkhuizen
Inleiding
laatste wijziging 02-12-2024
4.392 beschreven archiefstukken
140 gedigitaliseerd
totaal 15.361 bestanden
Inventaris
21. Handel en scheepvaart
102 Kennisgeving van Philips de Schoone aan zijn eerste deurwaarder of sergeant van wapenen, betreffende een Friese ruiterknecht wiens twee Friese gevangenen in de stad Enkhuizen door enkele andere Friezen zijn bevrijd waarna ze zijn ontvlucht. Dat daarop heeft deze ruiter met medeweten van heer Wilbolt van Schaunborch en andere afgevaardigden van de neef van de graaf de heer van Sassen die op dat moment in Sneek waren, drie eenvoudige poorters van Enkhuizen die met hun schip in Sneek waren om handel te drijven hebben gearresteerd, in het gevang hebben gegooid, gepijnigd en hun botten hebben gebroken alsof het dieven of moordenaars waren. Dat deze drie Enkhuizer poorters niet vrijgelaten werden, doch voor hen hun losgeld werd geëist van 200 gouden Rijnse guldens, hoewel het goed van de twee oorspronkelijke Friese gevangenen geen 50 Rijnse guldens waard was. Dat uiteindelijk de burgemeesters, raad en schepenen van Enkhuizen niet anders konden dan het losgeld betalen om hun poorters vrij te krijgen. Philips draagt zijn deurwaarder op om van heer Wilbolt, zijn knechten en ruiters alsook van de ingezetenen van de stad Sneek de 200 gouden Rijnse guldens terug te vorderen. En als zij in gebreke blijven hen te dagen voor de stadhouder en de raad van Holland. Opgemaakt te Brussel, 11 december 1498
0120 Oud archief stad Enkhuizen
Inventaris
21. Handel en scheepvaart
102
Kennisgeving van Philips de Schoone aan zijn eerste deurwaarder of sergeant van wapenen, betreffende een Friese ruiterknecht wiens twee Friese gevangenen in de stad Enkhuizen door enkele andere Friezen zijn bevrijd waarna ze zijn ontvlucht. Dat daarop heeft deze ruiter met medeweten van heer Wilbolt van Schaunborch en andere afgevaardigden van de neef van de graaf de heer van Sassen die op dat moment in Sneek waren, drie eenvoudige poorters van Enkhuizen die met hun schip in Sneek waren om handel te drijven hebben gearresteerd, in het gevang hebben gegooid, gepijnigd en hun botten hebben gebroken alsof het dieven of moordenaars waren. Dat deze drie Enkhuizer poorters niet vrijgelaten werden, doch voor hen hun losgeld werd geëist van 200 gouden Rijnse guldens, hoewel het goed van de twee oorspronkelijke Friese gevangenen geen 50 Rijnse guldens waard was. Dat uiteindelijk de burgemeesters, raad en schepenen van Enkhuizen niet anders konden dan het losgeld betalen om hun poorters vrij te krijgen. Philips draagt zijn deurwaarder op om van heer Wilbolt, zijn knechten en ruiters alsook van de ingezetenen van de stad Sneek de 200 gouden Rijnse guldens terug te vorderen. En als zij in gebreke blijven hen te dagen voor de stadhouder en de raad van Holland. Opgemaakt te Brussel, 11 december 1498
Omvang:
1 charter en 1 stuk
NB:
Met zegel van Philips van Bourgondië in rode was.
Oude Orde:
365
bergnr:
102
Trefwoorden:
laatste wijziging 28-10-2015
laatste wijziging 02-12-2024
4.392 beschreven archiefstukken
140 gedigitaliseerd
totaal 15.361 bestanden
Kenmerken
Datering:
1353-1815 (1872)
Plaats:
Enkhuizen
Soort archief:
overheid
Omvang:
89500 mm
Licentie:
Openbaar:
geheel
Auteur:
C.J. Gonnet (1892, 1894), aangevuld door L. Hoogeveen (1974)
laatste wijziging 02-12-2024
4.392 beschreven archiefstukken
140 gedigitaliseerd
totaal 15.361 bestanden