De pest in Westfriesland

De Gouden Eeuw was niet alleen een eeuw van voorspoed. In deze periode werd Westfriesland meerdere keren zwaar getroffen door een pestepidemie. Bij de uitbraak in het pestjaar 1599 telde alleen Hoorn al 30 tot 40 doden per dag. In verband met de epidemie verhuisde het College van de Gecommitteerde Raden zelfs tijdelijk naar Alkmaar waar de pest minder huishield. Ook voor Enkhuizen zijn cijfers bekend. In 1636, een ander berucht pestjaar, overleed daar circa 14% van de bevolking. Het is niet verwonderlijk dat de pestepidemieën ook sporen in archieven hebben nagelaten.

Ziekte en behandeling
De pest is een besmettelijke infectieziekte die door een bacterie wordt veroorzaakt. De meest voorkomende vorm is de builenpest, genoemd naar de grote pijnlijke builen die op het lichaam ontstaan. Bij deze vorm vindt besmetting meestal plaats door de beet van een besmette vlo. Maar dat wist men in de zeventiende eeuw nog niet. Men meende dat de pest zich via ‘slechte lucht’ verspreidde en beschouwde de ziekte als een straf van God. Pestlijders kregen traditionele behandelingen zoals aderlaten, zweetkuren en het toedienen van braak- en laxeermiddelen.

Pesthuis
De oorzaak van de pest was weliswaar onbekend, men was zich wel bewust van de besmettelijkheid. Pestlijders werden geïsoleerd in hun eigen huis of werden naar een pesthuis gebracht. In 1599 kreeg Hoorn een nieuw pesthuis waarvan een financieel register uit de jaren 1603- 1685 is overgeleverd. Een terugkerende post in het register zijn de uitgaven voor doodskisten. De hoogte van deze post lijkt een betrouwbare indicatie van de ernst van een pestepidemie. Tussen de uitgaven van het pestjaar 1664 staat aangetekend dat op 15 november het Hoornse pesthuis zijn deuren sloot omdat ‘de sieckte meest ophoudende’. De schrijver voegde daaraan toe: ‘de Heere zij gedanckt voor sijn genade’.

In de frontlinie
Ook Medemblik werd in de zomer van 1664 door de pestepidemie getroffen. De doodgravers in de stad hadden het toen zo druk ‘aan veel doode lijcken’ dat ze elk een extra beloning van 25 gulden ontvingen. Stadsdokter Martinus Ubius en chirurgijn Andries de Groot werkten in de zomer van 1664 in de frontlinie en bedienden de armen in Medemblik en de kinderen in het weeshuis. In Hoorn werd speciaal een pestmeester aangesteld. Die verzorgde zowel de pestlijders in het pesthuis als daarbuiten.

De zorgverleners deden hun werk niet zonder risico. Kroniekschrijver Velius werd als stadsdokter van Hoorn benoemd nadat zijn collega Hogerbeets in 1599 aan de pest was bezweken. In Enkhuizen overleden in het pestjaar 1636 Maarten Semeyns, Theodorus Artemius, Berent ten Broecke en Jan Albertsz. Zij waren allen arts of apotheker.

Tot slot
Na de epidemie van 1664 deed de pest zich in Nederland en Westfriesland niet meer voor. Maar de angst bleef, vooral omdat de ziekte elders in Europa wel de kop op bleef steken. In 1710 dook de pest op in het Oostzeegebied, een deel van Europa waarmee Westfriesland nauwe betrekkingen onderhield. Aan het einde van de achttiende eeuw was het raak in het huidige Istanbul. Schepen uit door pest geteisterde steden en gebieden waren niet welkom. De havens en grenzen gingen dicht.

Geselecteerd uit onze collectie
Onze (digitale) collectie Resoluties en keuren

0348 Oud archief stad Hoorn 1356-1815, inv. nr. 2174 (Register der uitgaven ten dienste van het Pesthuis, 1603- 1685).
119F45 Olga van der Klooster, ‘Het Huiszittende Armen-weeshuis te Hoorn’ (Hoorn 1994).
153B45 Leo Noordegraaf en Gerrit Valk, ‘De Gave Gods. De pest in Holland vanaf de late Middeleeuwen’ (Amsterdam 1996).
Hier digitaal te raadplegen. 
119F43 J. Steendijk-Kuypers, ‘Volksgezondheidszorg in de 16e en 17e eeuw te Hoorn (Rotterdam, 1994).
119E28 P.A.M. Zwart, A.G. Zwart-Kramer, ‘Van pest tot pokken: 5 eeuwen gezondheidszorg in Enkhuizen’ (Enkhuizen 1993).