Agenda

<< April 2024 >> 
 ma  di  wo  do  vr  za  zo 
  1  2  3  4  5  6  7
  8  91011121314
15161718192021
22232425262728
2930     
 

Een Vlaming in Hauwert

3 mei 2021

Hoe de uit Vlaanderen afkomstige Maeliaert Sijmons in Hauwert terecht is gekomen is niet bekend. Ongetwijfeld moet dat een interessant verhaal zijn. Wat wel bekend is, is dat de Sijmons op 22 maart 1638 voor de notaris van Hauwert, Gerrit van Warmenhuijsen, een akte liet opstellen waarin hij twee bewindvoerders aanwees[1].

Lees meer...

Strenge winters

12 februari 2021

Medio februari 2021 is Westfriesland in de ban van sneeuw en ijs. Sinds jaren laat Koning Winter zich weer eens gelden. Winterse omstandigheden zorgen voor pret, maar ook voor overlast en leed. Deze twee kanten heeft de winter door de eeuwen heen altijd gehad. Ook al laat het leed in onze tijd zich moeilijk vergelijken met de harde omstandigheden van vroeger. Tot ver in de negentiende eeuw was sprake van een Kleine IJstijd. Gemiddeld bedroeg de temperatuur enkele graden lager dan tegenwoordig. Maar ook toen was de ene winter de andere niet. Strenge winters leidden tot bijzondere situaties en hadden grote gevolgen voor het alledaagse leven.

Velius over 1608

De winter van 1608 was ongehoord streng. Volgens de Hoornse kroniekschrijver Velius was het sinds mensenheugenis niet zo koud geweest. Een eerste vorstperiode rond Kerst 1607 duurde relatief kort waarna het enkele dagen dooide. Maar op nieuwjaarsdag viel een tweede vorstperiode in die tot in maart duurde. Belangrijke vaarwegen zoals de Rijn, de Schelde en de Zuiderzee vroren dicht. Lange tijd was het mogelijk om per slee van Harlingen naar Enkhuizen en andersom te reizen.

De vestinggracht van Hoorn werd door haar burgers opengehouden. Een gracht in bevroren toestand was een ernstige verzwakking van de stadsverdediging. Velius merkte op dat dit werk tot bevriezingsverschijnselen aan handen, voeten en gezichten van de burgers leidde. Het openhouden van water in stad en dorp was ook belangrijk voor brandbestrijding. Een dikke ijslaag verhinderde de toegang tot bluswater.

Mens en natuur hadden zwaar te lijden van de lange en strenge winter van 1608. Velius meldt in zijn kroniek: ‘Veel luyden vroren hier en daer op de weghen doot van coude’. Verder schrijft hij dat boom- en wijngaarden kapot vroren. In Benningbroek kwam een 200 jaar oude es aan zijn einde. De kou had de boom van boven tot onderen gespleten. Veel vogels en wild stierven door gebrek aan voedsel.

 

De Zuiderzee over

Volgens het KNMI is 1740 het koudste jaar van de afgelopen drie eeuwen. Evenals in 1608 was de Zuiderzee bevroren en werden tochten per slee ondernomen. Boekverkoper H. Callenbach uit Enkhuizen zorgde voor een tastbare herinnering aan de strenge winter van 1740. Hij drukte een lijst met het aantal paarden en arresleden dat de oversteek maakte. Tot en met 1 maart bereikten 485 sleden de haringstad, voornamelijk uit Friesland. Het leek alsof in Enkhuizen midden in de winter kermis werd gevierd. Herbergen waren vol met mensen en stallen vol met paarden. Ook de zilversmeden hadden het druk. De bezoekers van de overkant namen graag een mooi souvenir mee naar huis.

Callenbach beoogde met de uitgave ‘het gebeurde in gedagtenisse te doen blijven’ en de lezer kennis te laten nemen van ‘Gods wonderlijke wegen en werken’. Uiteraard bracht het drukwerk ook geld in het laatje. Iedere koper betaalde er twee stuivers voor.

De drukker in Enkhuizen gaf nog een tweede werk over de gebeurtenissen in 1740 uit. Dat laat juist de andere kant van de strenge winter zien. Het is een verhaal over doodgevroren personen, over de armen die kou en honger lijden en over vogels die dood uit de lucht vallen.

 

IJsclubs en kruiend ijs in 1891

Hoewel 1891 buiten de Kleine IJstijd valt, was het een van de koudste winters in de negentiende eeuw. De winter begon vroeg. Als gevolg van ijsvorming lag begin december 1890 alle scheepvaart op de Zuiderzee al stil.

In deze winter schoten ijsclubs als paddestoelen uit de grond. Zo zag de ijsclub Enkhuizen het licht met als doel om goede ijsbanen aan te leggen en ijsfeesten te organiseren. Ook aan het Buurtje in Andijk werd een ijsclub opgericht. Om verlost te worden van ‘al te menigvuldige baansperrers’ stelde deze club baanvegers aan. Speciaal voor de minderbedeelden werden collectebussen geplaatst. Plezier en aandacht voor het winterleed gingen hand in hand.

Andijk kreeg in januari 1891 te maken met een ander winterfenomeen. Een noordenwind stuwde dikke ijsschotsen over de dijk. De schotsen vernielden alles op hun weg. Een school en meerdere huizen langs de dijk raakten zwaar beschadigd. Het natuurgeweld in Andijk is door Jn. de Haas op tekeningen vastgelegd. Ze zijn onderdeel van de collectie van het Westfries Archief.

 

Geselecteerd uit onze collectie

Onze (digitale) krantencollectie

Onze (digitale) krantencollectie in Delpher 

0391 Collectie gedrukte stukken, inv. nrs. 4L en 5L. (Drukwerk betreffende de winter van 1740).

74C16 Dirck Velius, ‘Chroniick van Hoorn: daerin particulierlijk verhaelt worden des selven stadts eerste begin, opcomen en gedenckweerdighe geschiedenissen tot op dit teghenwoordighe jaer 1617’ (Hoorn 1617). Hier digitaal te raadplegen.

De onderste zolder

30 december 2020

De onderste zolder

Op zeven juli 1849 laat koopman Hermannus Jacobus Tasman een akte opstellen voor de notaris. Tasman had van een handelaar uit Zwolle, de heer Wolff, tien lasten Geldersche rogge gekocht. Een last was een oude gewichtsmaat, éen last was ongeveer 2000 kg. Tasman had dus een flinke hoeveelheid rogge gekocht. Maar van de tien lasten rogge waren er vijf niet goed. Deze kwamen ‘op verre na niet met het monster overeen (…) als zijnde Overijsselsche rogge’. En dat had Tasman niet besteld.

Lees meer...

Sonttolregisters

10 december 2020

In 2020 is de ontsluiting van een unieke historische bron voltooid: de Deense Sonttolregisters. Dit is de boekhouding van de tol die vroeger elke schipper bij het passeren van de Sont moest betalen. De Sonttolregisters zijn uniek omdat ze over een periode van 350 jaar gedetailleerde informatie over internationaal economisch verkeer bevatten. Dankzij een Nederlands project zijn de registers nu online doorzoekbaar. Ze zijn relevant voor allerlei historisch onderzoek, inclusief onderzoek naar de geschiedenis van Westfriesland en voorouderonderzoek.

Varende Westfriezen

Al zeker vanaf de vijftiende eeuw waren Westfriezen bij de vaart op het Oostzeegebied betrokken. Dit gebied werd bereikt via de Sont, de zeestraat tussen Denemarken en Zweden. Schepen uit Hoorn, Enkhuizen en Medemblik haalden uit het oosten graan, hout, hennep en andere goederen. Dantzig, het hedendaagse Gdansk, en de Letse hoofdstad Riga waren de voornaamste bestemmingen. De schepen brachten ook goederen naar deze havensteden zoals wijn en zout.

De handel met het Oostzeegebied was voor Nederland zo belangrijk dat zij de moedernegotie werd genoemd: de moeder van alle handel. In het begin van de zeventiende eeuw hadden Westfriese schippers een aandeel van circa 30% van alle Nederlandse reizen naar de Oostzee. Na 1630 nam dit aandeel langzaam af.

 

Bron van informatie

De tolheffing was gebaseerd op de goederen die een schip vervoerde. Deense tolbeambten hanteerden een tarievenlijst waarop per goederensoort de hoogte van de tol stond. Zowel op de heenreis als op de terugreis moest tol worden betaald. Een Westfriese schipper voer wel twee of zelfs drie keer in een jaar naar het Oostzeegebied. Dat betekent dat zijn naam over een langere periode tientallen keren in de Sonttolregisters kan voorkomen.

In de registers zijn van elke scheepspassage de volgende gegevens te vinden: datum, naam en woonplaats van de schipper, vertrekhaven en bestemming van de reis, samenstelling van de scheepslading en uiteraard het tolbedrag . Van 1,8 miljoen passages uit de periode 1497-1857 zijn gegevens bewaard gebleven en online doorzoekbaar. Wilt u speuren in deze gegevens? Bezoek de website Soundtoll Registers Online.

 

Zoeken met een voorbeeld

Jan Dirksz Smetser is een schipper uit Twisk. Op de website Soundtoll Registers Online is hij te vinden in database 2, waarin de Sontpassages na 1633 staan. In het geavanceerde zoekscherm kunt u op de volledige naam van de schipper zoeken. Het zoekcriterium *smetser* levert vijf resultaten uit de periode 1687-1698 op. Deze uitkomst is verre van volledig. Met het zoekcriterium jan*d*sm*r worden al 15 passages van de schipper uit Twisk gevonden. De achternaam komt namelijk voor als Smetzer, Smoter, Smitser, Smether etc. Verder speuren wijst uit dat de schipper ook alleen met zijn voornaam en patroniem is geregistreerd. Net als bij andere online bronnen is kritisch zoeken belangrijk.

Bij de resultaten valt direct de woonplaats van schipper Smetser op. De ene keer staat er Twisk, de andere keer wordt Medemblik vermeld. De laatstgenoemde plaats is de thuishaven van het schip. De twee plaatsen werden door elkaar gebruikt.

Bij elk zoekresultaat staat de letter i. Door hierop te klikken verschijnen alle gegevens van de passage en kunt u de bijbehorende scan van de Sonttolregisters oproepen.

 

Geselecteerd uit onze collectie

0216 Collectie handschriften en losse archivalia, inv. nrs. 1816-1823 (Registers van ontvang van de Noortsche en Orisontse tol).

141K26 Piet Boon, ‘Bouwers van de zee : zeevarenden van het Westfriese platteland, c. 1680-1720’ (Den Haag 1996).

139N35 Remmelt Daalder, ‘Goud uit graan : Nederland en het Oostzeegebied 1600-1850’ (Zwolle, 1998).

121A26 F.P. van der Hoeven, ‘Bijdrage tot de geschiedenis van de Sonttol’ (Leiden 1855).

Hoorn vierde Sint-Maarten anders

10 november 2020

In Westfriesland wordt Sint-Maarten in 2020 anders gevierd dan gebruikelijk. De veiligheidsregio raadt sterk af om op 11 november langs de deuren te gaan. Hiermee hoopt men nieuwe coronabesmettingen te voorkomen. Op scholen en thuis zijn voor de kinderen alternatieven bedacht.
Sint-Maarten is in Westfriesland diep geworteld maar het feest werd niet overal op dezelfde wijze gevierd. In Hoorn nam de sint-maartenviering meerdere dagen in beslag, niet in november maar in augustus! Een enquête onder de bevolking maakte in 1967 een einde aan deze afwijkende traditie.

Sint-Maarten

Sint-Maarten, ofwel Martinus van Tours, groeide in de middeleeuwen uit tot een populaire heilige. Volgens de legende was hij een vroom Romeins soldaat die een verkleumde bedelaar de helft van zijn mantel schonk. Hij bekeerde zich tot het christendom en werd later tot bisschop van Tours gekozen. Martinus overleed in het jaar 397 en kreeg op 11 november zijn laatste rustplaats. Deze dag werd later de naam- en feestdag van de heilige. Het werd een dag van de armen die langs de huizen trokken voor eten om de winter door te komen.

Kranten geven een beeld hoe Westfriese kinderen vroeger op 11 november langs de deuren gingen. Zo trok in 1907 de jeugd in Zwaagdijk in groepjes van deur tot deur met een lampion of stallantaarn. Ter opluistering van de rondgang bliezen jongens op koehoorns en was een van hen als de heilige Martinus uitgedost. Overigens kregen ze geen lekkernij maar geld. Kinderen in Wijdenes, ‘onverschillig van welken stand’, liepen in 1932 twee aan twee met een uitgeholde suikerbiet als lampion. In Hauwert deed omstreeks 1900 de stand er wel toe. Daar gingen op 11 november vooral arme katholieke kinderen uit Nibbixwoud rond.

 

Feestweek in Hoorn

In Hoorn werd Sint-Maarten op geheel eigen wijze gevierd. De viering vond eind augustus plaats, na de kermis. Het feest begon op de vierde maandag en duurde maar liefst een week. Huizen werden aangekleed met slingers en erebogen en kinderen gingen met een versierd tafeltje langs de deuren. Een grote lampionnenoptocht van verklede kinderen vormde het hoogtepunt. Over de oorsprong van de Hoornse variant tast men in het duister. Mogelijk is deze ontstaan uit een combinatie met een feestdag van een andere heilige.

De sint-maartenviering in Hoorn was traditioneel ook het toneel van opgeschoten jongeren die met knalvuurwerk de stad onveilig maakten. In 1908 liep het behoorlijk uit de hand en voerde de politie charges met degenstok en sabel uit om de orde te herstellen. Vuurwerk en het stoken van vuurtjes op straat bleef een terugkerend sint-maartenritueel van de oudere jeugd in Hoorn.

In de jaren 50 van de twintigste eeuw kregen Hoornse kinderen met Sint-Maarten geen lekkernij of geld maar zegeltjes. De mooiste tafeltjes en kinderen die de meeste zegeltjes hadden verzameld, werden met een prijs beloond. In 1959 stapte men van dit zegeltjessysteem af en werden de feestelijkheden naar drie dagen teruggebracht.

 

Enquête

Sint-Maarten werd in de jaren 50 en 60 door de Hoornse Jeugdraad georganiseerd. In 1966 besloot het bestuur van deze organisatie een onderzoek naar de viering van het kinderfeest in te stellen. Hoewel de grote lampionnenoptocht nog steeds populair was, gold dat in mindere mate voor het versieren van tafeltjes. Een belangrijk doel van het onderzoek was na te gaan of de viering in augustus of op 11 november zou moeten plaatsvinden. Ook het meerdaagse karakter van de sint-maartenviering werd ter discussie gesteld. Aan de hand van een vragenlijst werden in het daaropvolgende jaar honderden Hoornse gezinnen geraadpleegd. De uitkomst van de enquête was duidelijk: een ruime meerderheid van de ondervraagden vond drie dagen Sint-Maarten te lang en had een voorkeur voor een viering op 11 november. Met deze uitkomst kwam per direct een einde aan de afwijkende sint-maartenviering. Sinds 1967 vieren de kinderen in Hoorn Sint-Maarten op dezelfde wijze als in de rest van Westfriesland.

 

Geselecteerd uit onze collectie

  • Onze (digitale) krantencollectie 
  • Onze (digitale) krantencollectie in Delpher 
  • 0351 Gemeentebestuur Hoorn 1950-1978, inv. nr. 4914 (Rapport betreffende wijziging van de viering van het Sint Maartensfeest, 1967).
  • 0219 Ruud Spruit, ‘Sint Maarten’, in: Historisch West-Friesland, jrg. 2, nr. 2 (2003), blz. 14-15.
  • 136F6 Arie van Zoonen, ‘Sint-Maarten in augustus’, in: Kwartaalblad Oud Hoorn, jrg. 19, nr. 3 (1997), blz. 113-117.
chat loading...