Verslag NGV-lezing Hugenoten

12 oktober 2015

De heer Du Corbier gaf op donderdag 24 september een lezing over Hugenoten. Deze lezing was georganiseerd door de NGV Oostelijk Westfriesland en gehouden bij het Westfries Archief. U kunt hieronder de samenvatting van de NGV Oostelijk Westfriesland over de lezing lezen.

Hugenoten waren van oorsprong Franse protestanten.

In de zestiende eeuw behoort het noorden van wat nu Frankrijk is tot de Nederland en Atrecht is de zuidelijkste Nederlandse stad. Elzas-Lotharingen, Franche-Comté en grote delen van oost-Frankrijk behoorden tot het Duitse rijk. Het souvereine staatje Béarn, bij de Pyreneeën, behoort aan het huis “De Albret.” Zij hebben echter enkel zeggenschap over de Franse provincie van Navarre.

Dankzij de Bijbelvertaling in de landstaal en de boekdrukkunst was verspreiding van nieuwe ideeën van de Hervorming op grote schaal mogelijk. In de zestiende eeuw is de kunst van het lezen en schrijven nog voorbehouden aan klerken een deel van de adel. Vandaar dat de Psalmen een centrale plaats innamen bij de Reformatie. Het zijn vooral die teksten, op rijm gezet door Clément Marot en Theodore de Bèze met muziek van o.a. Claude Goudimel en Louis Bourgeois, die de Hervorming hebben uitgedragen.

Veel priesters en monniken interesseren zich voor deze nieuwe ideeën. De eerste protestante preken werden gehouden in kerkgebouwen en als dat niet kon , in het geheim in particulier huizen of buiten de stad of Hagepreken in het veld. Voor hoge adel lage het makkelijker: in de zestiende eeuw, zij konden laten preken wie zij zelf wilden.

Op 8 augustus 1523  werd in Parijs de Lutheraan Jaen Vallière, een augustijner monnik verbrand. Hij was de eerste, bekende martelaar van de Reformatie in Frankrijk. Ook Anne du Bourg een raadsheer werd terechtgesteld omdat hij het opnam voor de “Reformés.” De oudste protestantse kerk is die van Meaux uit 1546. De eerste National Synode vond plaats in Parijs in 1559.

De benaming protestanten dateert van 1546 en betekende aanhangers van de Reformatie. Het werkwoord protester betekende in de zestiende eeuw: plechtig publiekelijk verklaren. Pas een eeuw later, in 1650 wordt het gebruikt als protester contre, protesteren tegen.

De naam Hugenoten komen we voor het eerst tegen rond het jaar 1560. De werkelijke oorsprong is onbekend.  Het zou een verbastering zijn van het Zwitserse Eidgenossen, dat samenzweerders betekende.  1560 is het jaar van de “Conjuration d’Amboise.” Kanselier Michel de l’Hopital doet in dat jaar ook een poging om de gemoederen te sussen en roept op om de scheldnamen Lutheranen, Hugenoten en Papisten niet meer te gebruiken.

De moordpartij op 1 maart 1562 te Wassy is het begin van de godsdienstoorlogen.  Tussen 1562 en 1568 zijn er 8 godsdienstoorlogen die men telkens heeft afgesloten met een vredes-edict. In 1598 kondigt Henri IV een eeuwig en onherroepelijk edict af, om rust en vrede tussen de rooms katholieken en Hugenoten te herstellen: Het edict van Nantes.

Onder Lodewijk XIII en later onder Lodewijk XIV worden de rechten van de Hugenoten steeds meer beperkt. Protestantse adel werd ook niet meer benoemd in regeringsfuncties. La Rochelle valt als laatste “places de sûreté” in 1629. Daarmee is de politieke rol van de Hugenoten uitgespeeld.

Wie protestant is mag dat blijven maar niemand mag dat meer worden, dat wordt strafbaar! Kinderen met belangstelling voor katholieke dingen, zoals kerken of heiligenbeelden werden, ook als zij er enkel maar naar hadden gekeken, afgenomen van de protestantse ouders en katholiek opgevoed. Uiteraard op koster van de ouders, dat wel.

Hugenoten mochten hun doden niet overdag begraven.

Ook beroepen als arts, vroedvrouwschoolmeester etc. werden verboden.

Dragonades, werden eerst in de Poitou en later,  na gebleken succes, ook elders in Frankrijk ingekwartierd bij Hugenoten en kregen “carte blanche” tot de familie was bekeerd tot het rooms katholieke geloof. Kerken moesten aantonen dat het kerkgebouw dateerde van vóór het edict anders moesten ze worden afgebroken en dat moesten de Hugenoten zelf doen en betalen. In 1685 besloot Lodewijk XIV tot het opheffen van het edict van Nantes. Alle predikanten moeten of stoppen of het land verlaten. 363 van hem kwamen naar Nederland.

Gewone protestantse burgers mochten het land niet verlaten op straffe van gevangenschap of erger en dienden zich te bekeren tot het Rooms katholieke geloof.

Vele duizenden van hen  gingen echter op de vlucht, 60.000/80.000 réfugié’s.

Op het aanbrengen van vluchtelingen stond een premie. Velen lukte het pas na vele keren om het land te verlaten. Uiteindelijk zijn er zo’n 200.000 van de 1.200.000 Hugenoten weten te ontkomen.

In het grootste geheim werden er wel kerkdiensten gehouden in de “désert” op afgelegen plaatsen in de open lucht. Preekstoel, avondmaalsbeker etc. namen de mensen in onderdelen mee naar deze Hagepreken. Deze preken werden vaak overvallen door dragonders. De gevangen genomen mannen gingen meestal naar de galeiën voor de rest van hun leven en de vrouwen gingen de gevangenis in. Tijdens deze diensten werd er ook gedoopt en getrouwd. Doordat deze huwelijken niet werden erkend waren de kinderen uit deze huwelijken bastaards.

Gewapend verzet is er eigenlijk enkel in de Cevennen 1702-1710 en eindigde met de dood van Abraham Mazel in 1710, de laatste aanvoerder van de Camisards.

De opvang in Nederland gebeurde door de Waalse kerken.

De Nederlandstaligen werden aangeduid als Vlaams of Nederduytsch , de Franstaligen als “Waals.”  Waar geen Franstalige kerk was kwamen eigen kerken zoals in Berlijn de: “Hugenoten Kirche.”

In 1685 volgt nog een tweede Réfuge: “De Refuge van de Hugenoten” n.a.v. het opheffen van het edict van Nantes.

hugenoten

Deze tekst is aangeleverd door de NGV Oostelijk Westfriesland