De Dienst Openbare Werken is per 1-1-1958 ingesteld bij raadsbesluit van 28-5-1957.
De dagelijkse leiding berustte bij de directeur Openbare Werken.
De Dienst Openbare Werken was een samenvoeging van vier takken van dienst, te weten:
2.1de dienst Gemeentewerken
2.2de Havendienst, Visafslag en Marktwezen
2.3de Plantsoendienst en Begraafplaats
2.4de Reinigingsdienst.
Bij de instelling werden er 7 afdelingen gevormd. Bij de reorganisatie van 1972-1974 zorgde ervoor dat de dienst uit nog vijf afdelingen bestond (weg- en waterbouw, onderhoud en uitvoering, grondbedrijf, plantsoenen en administratie).
In 1984 heeft er een reorganisatie plaatsgevonden waarbij de verschillende afdelingen werden samengevoegd in een tweetal hoofdafdelingen te weten de hoofdafdeling bouw- en milieuzaken en de hoofdafdeling technische zaken. Wel bleven de afdelingen stedebouw, landmeten en administratie bestaan en vielen direct onder de directeur Openbare Werken. Direct hierop volgende een nieuw reorganisatieproces met als bedoeling de samenvoeging van de dienst openbare werken, het grond- en woningbedrijf en de centrale boekhouding. Dit resulteerde in 1988 in een rapport 'Reorganisatie dienst Openbare Werken'. Hierin werden maatregelen voorgesteld om te komen tot een vergroting van de effectiviteit, efficiency en cliëntgerichtheid. Dit zou verwezenlijk moeten worden door de structuur aan te passen naar 4 hoofdafdelingen en een stafbureau. Nadere uitwerking van de plannen zorgde voor een verandering naar 4 hoofdafdelingen (voorbereiding, onderhoud, bedrijfseconomische zaken en administratie en planontwikkeling).
Deze opzet in vervolgens in 1989 ingevoerd. Bij de invoering van het sectorenmodel per 1-1-1992 is vervolgens de dienst opgeheven.
Er was een regulier overleg tussen het gemeentebestuur (zijnde burgemeester en secretaris) en de directeur Openbare Werken waarin allerlei ontwikkelingen besproken werden en beleid uitgezet werden.