Toelichting zoeken

U doorzoekt hier de complete collectie van het Westfries Archief.
Klik op de info-knop boven de zoekbalk voor tips bij het zoeken. 

Voor bouw- en hinderwetvergunningen hebben we een speciale zoekpagina.

Wilt u de originele stukken raadplegen die u heeft gevonden? Vraag het stuk dan aan via de knop Aanvragen en kom langs tijdens onze openingstijden. Meer uitleg over het aanvragen van stukken vindt u hier.

Uw zoekacties: Stede Sijbekarspel, 1414-1811

0905-01 Stede Sijbekarspel, 1414-1811

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis van de organisatie
0905-01 Stede Sijbekarspel, 1414-1811
Inleiding
1.
Geschiedenis van de organisatie
Op 2 februari 1414 ontvingen Sijbekarspel en Benningbroek als ‘stede Sijbekarspel’ stadsrechten van de graaf van Holland, hertog Willem VI van Beieren. Op dezelfde dag werden ook andere Westfriese dorpen onder een stadsrecht verenigd. Over de achtergronden van deze opmerkelijke maatregel is in literatuur veel informatie te vinden. *  Belangrijk is hier de constatering dat de dorpen weliswaar werden verenigd als rechtsgebied, maar als dorp zelfstandig bleven. Een aantal publiekrechtelijke taken, vooral op het gebied van de rechtspraak, deden Sijbekarspel en Benningbroek voortaan dus samen.
Vanwege de deelname aan een gewapende aanval op Hoorn in 1426 verloor de stede Sijbekarspel haar privileges, maar keerde al in 1427 ‘voorlopig’ en in 1456 definitief onder de plattelandssteden terug. *  In 1456 brak voor Westfriesland een periode aan van bijna 350 jaar waarin er aan de bestuurlijke en rechterlijke organisatie nauwelijks iets veranderde. De ‘inrichting’ van de stede Sijbekarspel bleef tot 1795 gebaseerd op het privilege uit 1414. Een groep van 33 rijksten (18 uit Sijbekarspel en 15 uit Benningbroek) vormde het reservoir waaruit jaarlijks twee burgemeesters (één uit ieder dorp) en zeven schepenen (vier uit Sijbekarspel en drie uit Benningbroek) werden gekozen. De groep van 33 ontwikkelde zich in de loop van de tijd tot het college van vroedschappen (of ‘rijkdommen’).
In 1462 kreeg de stede Sijbekarspel toestemming om een “steedehuys” te bouwen omdat hun schouten “voortijts well hemselven ingesocht hebben om haer bier te beter te slijten”. *  Het is twijfelachtig of het toen daadwerkelijk is gebouwd. In 1579 gaf stadhouder Willem van Oranje namelijk toestemming aan schout Gerrit Jacobsz. om een woning te timmeren aan een stenen kapelletje genaamd Sint Cornelis, mits de rechtszittingen daar konden blijven plaatsvinden. *  Schout, burgemeesters en schepenen vergaderden regelmatig, de vroedschappen echter kwamen slechts bijeen voor de jaarlijkse magistraatsverkiezing of wanneer zeer belangrijke besluiten moesten worden genomen. Dat kon bijvoorbeeld gaan over de verdediging van privileges of over de benoeming van een stadssecretaris.
De stedelijke functionarissen hadden op papier een strikte verdeling van taken en bevoegdheden. De schout trad op als rechtsvorderaar bij criminele rechtszittingen, schepenen traden op als rechters en wezen vonnis. Ook civiele procedures, waarbij inwoners tegenover elkaar stonden, werden door schepenen behandeld.
Schout en schepenen waren verantwoordelijk voor de vaststelling en herziening (minstens eens per jaar) van keuren. Verder verzorgden zij onder aanvoering van de schout de schouw van wegen en sloten, en stelden zij de broodprijzen vast. Het brood werd door hen gecontroleerd op gewicht en samenstelling. Ook maten en gewichten werden regelmatig onder hun supervisie geijkt.
Een andere taak van de schepenen was het verlijden van akten van overdracht van onroerend goed of hypotheekstelling. Ook testamenten werden wel door schepenen verleden. Sinds het einde van de zestiende eeuw moesten ook huwelijken van niet-gereformeerden door schepenen worden gewettigd. Gereformeerden konden volstaan met een gang naar een predikant.
De twee burgemeesters van de stede Sijbekarspel waren bij de vaststelling van keuren en bij rechtszittingen wel aanwezig, maar hadden alleen een adviserende stem. Zij fungeerden als klankbord voor de schepenen. Of in de praktijk wel altijd een strikte scheiding van functies in acht werd genomen, valt te betwijfelen. Burgemeesters- en schepenambt waren gekoppeld aan een beperkte zittingstermijn van een jaar en het kwam geregeld voor dat vooraanstaande vroedschappen afwisselend burgemeester of schepen waren.
De voornaamste taak van de burgemeesters betrof het dagelijks bestuur van de stede Sijbekarspel. Belangrijke besluiten werden door hen voorbereid en uitgevoerd, en zij bepaalden of het bijeenroepen van de vroedschap al dan niet noodzakelijk was. Burgemeesters voerden de stedelijke correspondentie, beheerden de financiën en berekenden en inden de stadslasten.
De belangrijkste stedelijke ambtenaar was de stadssecretaris. Tot zijn bezigheden behoorde al het schrijfwerk dat hem door burgemeesters, schepenen en vroedschappen werd opgedragen, waaronder het maken van verslagen van de rechtszittingen. Verder schreef de secretaris alle door schepenen verleden akten uit. Ook inde en administreerde hij de impost op trouwen en begraven, de 40e penning en 10e verhoging op de verkoop van onroerende goederen en hypotheekstellingen, alsmede de 20e penning en 10e verhoging op nagelaten goederen.
Door veranderde tijdsomstandigheden werden de privileges van 1414 niet altijd meer naar de letter gevolgd. De bepaling dat alleen personen die minstens drie jaar poorter waren in aanmerking kwamen voor het schoutambt, werd in 1465 nog verdedigd. *  In de zeventiende en achttiende eeuw kwam de schout vaak van elders.
Vanaf 1414 bepaalden vermogen en graad van bloedverwantschap of een inwoner tot de vroedschap kon worden toegelaten. In 1643 verzocht schout Jan Jacobsz. Sijms aan de Staten van Holland en Westfriesland namens de gereformeerde vroedschappen ‘om ordre te stellen tegen het bedrijf ende traversiën van de Paus-gezinde’, die in de vroedschappen van Sijbekarspel en Benningbroek ‘verre het meerendeel’ waren. De Staten bepaalden dat in de vroedschap van de stede Sijbekarspel voortaan alleen gekozen mogen worden ‘soodanige, die professie doen van de Gereformeerde Religie, immers die tot deselve [religie] ende tot den Staet deser Landen wel zijn gheaffectioneert, oock tot ghehoor van Godts Woordt komen in de publique Kercken’. *  Zo werd aan oorspronkelijke twee criteria een derde toegevoegd: godsdienst. * 
Een ingrijpende wijziging in de rechterlijke organisatie van Westfriesland deed zich voor in 1741. In dat jaar organiseerde de Staten van Holland uit geldnood de zogenaamde ‘verkoop van ambachtsheerlijkheden’. Ook de stede Sijbekarspel behoorde tot de kopers. Voor 4.200 gulden kochten de regenten de civiele (middelbare en lage) jurisdictie over het eigen gebied. Ten gevolge hiervan benoemden de Staten nog slechts een ‘schout-crimineel’, de regenten stelden een aparte ‘schout-civiel’ aan. Voortaan werden de schepenen door de schout-civiel gekozen.
De Bataafse Omwenteling (1795) had ook op lokaal niveau grote gevolgen. De afkondiging van de Verklaring van de rechten van de mens en van de burger op 31 januari 1795 stelde iedereen voor de wet gelijk en bepaalde bovendien dat “het Volk ten allen tijde het recht heeft, zijn Regeringsvorm te veranderen, te verbeteren of een geheel andere te verkiezen”. Dit betekende ook in de stede Sijbekarspel het einde van de bevoorrechte positie van de gereformeerden. Bovendien waren de bestuurlijke getalsverhoudingen in het stadsrecht van 1414 niet heilig meer, zoals bleek bij de verkiezingen voor de nieuwe dorpsbesturen van Benningbroek en Sijbekarspel. Die vonden plaats in april 1795. In Benningbroek kozen de stemgerechtigde inwoners een nieuwe municipaliteit van tien leden, waaronder een burgemeester. Daarnaast werden drie schepenen gekozen. *  De stemgerechtigden van Sijbekarspel kozen vier schepenen, elf “municipaalen” en eveneens een burgemeester. *  Beide dorpsbesturen telden bij elkaar opgeteld dus nog maar 21 leden in plaats van 33. Een principieel verschil was dat de schepenen slechts zitting hadden in het stedelijke college van justitie en geen lid meer waren van hun respectievelijke dorpsbesturen.
In de periode 1795-1811 is ongetwijfeld, net als in andere Westfriese plaatsen, diverse keren gesleuteld aan de bestuurlijke inrichting van Benningbroek en Sijbekarspel. Vermoedelijk kwam ook hier in 1798 een eind aan het stelsel van jaarlijkse verkiezingen. Het archief van de stede Sijbekarspel en de dorpsarchieven van Benningbroek en Sijbekarspel geven hier echter nauwelijk informatie over prijs. Hetzelfde geldt voor de in juli 1802 gestarte voorbereidingen voor een reorganisatie van lokale bestuursinstellingen. De municipaliteiten kregen van het Departementaal Bestuur opdracht tot het opmaken van reglementen op de inrichting van ‘gemeentebesturen’. De voorheen vooral in het kerkelijk leven gebruikte term ‘gemeente’ deed hiermee als bestuurlijk begrip zijn intrede. De reglementen traden in 1804 in werking, maar zijn van Benningbroek noch Sijbekarspel bewaard gebleven. Een reglement van rechtsbestuur voor de stedelijke rechtbank, dat ook in 1804 opgesteld moet zijn, is evenmin aangetroffen.
Hoewel middeleeuwse privileges sinds 1795 steeds meer van hun werking verloren, lag hierin nog altijd de grondslag van een zeer veelvormige rechterlijke organisatie. Dat deze op een meer gelijke voet moest worden geregeld, werd al in de Staatsregeling van 1801 vastgelegd. De Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland (vanaf 1806) kwamen echter niet verder dan papieren wetgeving. Na de inlijving van het Koninkrijk Holland bij Frankrijk (juli 1810) en de daarop volgende invoering van de Franse wetten werden de oude jurisdicties en hun schepenbanken opgeheven. In maart 1811 werd een rechterlijke organisatie naar Frans model ingevoerd. De plattelandssteden behoorden daarmee tot het verleden. Het vroegere stadhuis was nog wel een blijvende herinnering aan de oude toestand. Het deed voortaan dienst als gemeentehuis.
2. Geschiedenis van de archiefvorming
3. Verantwoording van de inventarisatie
4. Geraadpleegde bronnen
5. Geraadpleegde literatuur

Kenmerken

Datering:
1414-1811
Datering:
1414-1811
Plaats:
Sijbekarspel
Soort archief:
Overheid
Omvang:
1,72 m
Openbaar:
Ja
Auteur:
J. de Bruin (2017)
 
 
 
chat loading...