Betreft baldadigheid gepleegd door leden van de wacht (nachtwacht) van Westwoud op 15-07-1672 te Oosterleek aan het huis van de 3e comparante in deze, waar op dat moment de dominee van Oosterleek en diens vrouw op bezoek waren (1e en 2e comparanten in deze).
De baldadigheid bestond uit over de schutting springen, waarbij deze stukging, pogingen om de achterdeur van het huis te openen, waarna de domineesvrouw de kaars uitblies, en vervolgens van alles roepen ('de keers is al op, de keers is al op, nouw sin se al mooy bangh').

Hierop kwam de vrouw des huizes naar buiten, zeggende: 'Komt in en siet wat hier te doen is en hoe bangh wij sijn.' Vervolgens zijn de 'quaetdoenders' weggedoken en zijn zij richting 'Dijck' (Zuiderdijk) verdwenen.
Deze attestatie is gedaan op verzoek van de officier der stede Westwoud, onder wie deze nachtwacht viel; in deze hoedanigheid droeg deze de rang van 'coronel'.
N.B.: De akte is door de notaris gedateerd op 13-07-1672. Dit moet fout zijn; vermoedelijk is de bovenvermelde datum de juiste.