Toelichting zoeken

U doorzoekt hier de complete collectie van het Westfries Archief.
Klik op de info-knop boven de zoekbalk voor tips bij het zoeken. 

Voor bouw- en hinderwetvergunningen hebben we een speciale zoekpagina.

Wilt u de originele stukken raadplegen die u heeft gevonden? Vraag het stuk dan aan via de knop Aanvragen en kom langs tijdens onze openingstijden. Meer uitleg over het aanvragen van stukken vindt u hier.

Uw zoekacties: Oud archief stad Hoorn, 1356-1815

0348 Oud archief stad Hoorn, 1356-1815

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis van de organisatie
0348 Oud archief stad Hoorn, 1356-1815
Inleiding
1.
Geschiedenis van de organisatie
Hoorn, de hoofdstad van West-Friesland, zou dagteekenen van het jaar 1316, toen drie uit Hamburg afkomstige broeders dicht bij eene ter plaatse liggende sluis, drie huizen bouwden, eene herberg en opslagplaats voor koopwaren: weldra werden daar meer woningen bij gezet en zoo ontstond Hoorn. Aldus de overlevering.
Maar deze strookt niet met stelliger berichten, die spreken van boeten welke in 1311 door eenige personen uit Hoorn werden betaald *  , en nog minder met het zekere bericht, dat zich onder de gemachtigden, in 1309 door de West-Friezen benoemd om met den Graaf te onderhandelen, Juvenem Meo de Horne bevond *  Deze is, voor zooverre bekend de oudste vermelding van Hoorn *  .
Met dat al is Hoorn van betrekkelijk jonge dagteekening, doch het sloeg alras de vleugelen uit en (onmiskenbaar teeken van ontwikkeling der gemeente) in 1323 werd de eerste kerk er gebouwd, welke echter vijf jaren later reeds afbrandde.
Het rechtsgebied van Hoorn, de vrijheid der stad, die stadrecht verkreeg den 27en Maart 1356, was aanvankelijk nog al nauw begrensd, maar herhaalde malen zijn de limieten uitgelegd, en in het begin der 15e eeuw werden geleidelijk de nabij gelegen dorpen Zwaag, Avenhorn, Beets, Berkhout, Goorn, Grosthuysen, Mijsen, Oudendijk, Schardam, Scharwoude, Nibbixwoud, Hauwert, Wognum en Wadway bij Hoorn gevoegd.
Honderd jaar zoowat na de opkomst van Hoorn, genoot de stad een grooten bloei, doch tegen het einde van de 15e eeuw, kwam er menige tegenslag dien voorspoed en welvaart aanmerkelijk neerdrukken. Maar niet blijvend. Hoorn was in dien tijd een der voornaamste havens van Holland en dreef een uitgebreiden handel op de Oostzee en met de Wendische steden.
In de 15e eeuw ontstonden met de Hanze zoovele geschillen, moeilijkheden en wrijvingen, dat zij tot kaapvaart, zeerooverijen en ten slotte tot oorlog leidden, waarin Hoorn een groot deel droeg en een voornamen last op de schouders kreeg in schadevergoedingen. Toen ook werd aldoor de krijgsklaroen gestoken en Hoorn leed gewoonlijk zware schade door de verwikkelingen der strijdende partijen, of was, nog erger, er nauw in betrokken. Zoo bij het geschil tusschen Karel den Stoute en Lodewijk XI, Koning van Frankrijk, A°. 1470, toen de Franschen met eene ontzaggelijke vloot schrik en ontsteltenis brachten op de kusten van Nederland en de Hollandsche schepen dientengevolge niet meer uit durfden varen. Van die verbijstering bekwam men nog al spoedig, want met een verdrag van 1473 werden de vijandelijkheden gestaakt. Doch niet voor lang, want in 1474 ontbrandde de oorlog opnieuw en kwam het Hoorn, dat 30 schepen had geleverd in eene vloot van 80, uit Amsterdam en Enkhuizen samengebracht, te staan op het verlies zijner bodems, evenredig aan eene som van 48000 Rijnsche guldens, wat den ondergang van menig poorter tengevolge had en zooveel armoede kweekte, dat zeeschuimers het niet de moeite waard achtten, hun fortuin te Hoorn te beproeven.
En alsof dit alles nog niet genoeg was, ontstonden intra muros tusschen Hoekschen en Kabeljauwschen hevige twisten en krakeelen om het gezag, die eindelijk, A°. 1480 uitliepen in een aanval op- en innemen van de stad door eene troep Friesche soldaten onder een verbannen Schepen, die wel tot Burgemeester verkozen werd, maar niet lang wil had van zijn ambt, want toen de orde door den Stadhouder hersteld was, moest hij zijn hoofd verliezen.
Doch het bleef broeien in Hoorn, en de moeilijkheden daar buiten, waarbij de stad betrokken was, hielden niet op. In 1492 de strooptochten en plunderingen van het Kaas- en Broodvolk; in 1504 de gedwongen deelneming met Philips den Schoone aan den Gelderschen oorlog; dan in 1517 de Zwarte Bende, die, op roof en moord uitgetogen, het land en de buurtschap van het kwartier van Hoorn afliep, de Zuiderzee onder den zeeschuimer
Groote Pier beheerschte, in weerwil dat Hoorn vijf oorlogschepen ter verweer en ter verdediging had uitgerust. Het een al meer dan het ander, noodlottig voor de welvaart der stad, waar de handel ten aanvange der 16e eeuw in verval was en de scheepvaart zoo goed als stil lag.
En niet spoedig kwam daarin blijvend eene kentering, want de Hanzeaten, die het er steeds op toelegden hunne machtige mededingers, de Hollanders, uit de Oostzee te verdringen, wisten te bewerken, dat de Sond in 1531 en 1532 gesloten werd, en nog herhaalde malen nadien, tot in 1544 toe.
De groote visscherij (de haringvangst), waarbij de belangen van Hoorn nauw betrokken waren, leed in dien tijd (1546-1547) aanzienlijke schade door de rooverijen der Schotten, en nog meer door den oorlog tusschen Karel V en Hendrik II van Frankrijk. A°. 1557 was er in de Stad het grootste gebrek aan koren; boter en kaas, voorname handelsartikelen bleven gering in prijs omdat er geen afzet was. Alles kwijnend, en niet oplevende vóór in 1559 te Cateau-Cambrésis tusschen Philips H en den Fransehen Koning vrede gesloten werd.
Toen fleurde alles geleidelijk, zelfs spoedig weder op. Ook te Hoorn, waarin 1416 het eerste groote haringnet was gebreid, en, zooals in alle kleinere Hollandsche zeesteden, de haringvangst destijds een voornaam, zoo niet het hoofdmiddel van bestaan was. Volgden de jaren der Nederlandsche beroerten, welke echter voor Hoorn niet zoo drukkend waren als voor het overige deel van Holland.
Tijdens den opstand tegen Spanje had Hoorn ook wel wat te lijden van den algemeenen nood en de pijnigende krijgsellende, maar het kwam toch niet zoo erg als andere Hollandsche steden in het gedrang. Een belangrijk deel had het in den slag op de Zuiderzee, 12 October 1573, toen de Spanjaarden het onderspit delfden, de Stadhouder Maximiliaan de Bossu gevangen genomen en met vele Spaansche edelen en schepen naar Hoorn opgebracht werd.
Maar juist deze jaren van krijg en oorlogsbedrijf brachten Hoorn voordeelen aan, die misschien in den beginne niet zoo groot geacht werden, maar in vervolg van tijd beter konden gewaardeerd worden en tot aan de omwenteling van 1795, dus meer dan twee eeuwen, de hoofdstad van West-Friesland aanzien, luister en hoogheid hebben bezorgd.
Ten eerste de West-Friesche Munt. Ten tijde der troebelen in de zestiende eeuw, toen het Noorder- van het Zuiderkwartier was afgesneden en men, ter zake van den oorlog geen geld kon doen slaan in 's Lands Munt te Dordrecht, werd te Hoorn gemunt, en in weerwil van vele beletselen door de Hooge Regeering aanvankelijk daartegen in den weg gesteld, is men in die stad met munten voortgegaan. A°. 1600 werd besloten, dat de drie principaalste steden in het kwartier, Hoorn, Enkhuizen en Medemblik, om beurten de Munt drie jaren binnen hare muren zouden hebben; later is die termijn verlengd tot zeven-, naderhand tot tien jaren en zoo is het tot het einde toe gebleven.
Het Collegie van Gecommitteerde Raden der Staten van Holland en West-Friesland in West-Friesland en het Noorderkwartier, in 1573 om dergelijke staatkundige redenen als de Munt, opgericht, gaf ook aan Hoorn niet weinig relief. Het trok de besten uit de Regentenkringen der toenmalige Noord-Hollandsche steden, als leden in zijn midden; bestuurde ruim tweehonderd jaren het nog al wat afgelegen deel van Holland boven het IJ; handhaafde gezag en achtbaarheid tot dat het den 26en Januari 1795 door de Provisioneele Representanten van het Volk van Holland werd "gemortifiseerd".
De zeventiende eeuw opende al spoedig (A°. 1602) door de oprichting van de geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie aan Hoorn nieuwe wegen voor den handel, er kwam meer vertier en bedrijvigheid in allerlei ambachten, arbeid in den scheepsbouw, gang in de groote vaart en als blijvende uitkomst van een en ander, nering en rijkdom onder de burgerij, laag en hoog.
De stichting van dit machtig lichaam had voor Hoorn wijd strekkende en blijvend gunstige gevolgen. Voor het maatschappelijk kapitaal van fl. 6.600.000.- lag het in een bedrag van fl. 266.000.-, het nam plaats onder de Bewindhebbers en werd als haven en markt van zooveel beteekenis erkend, dat er als factorie van de algemeene handelsonderneming de "Kamer Hoorn van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie" werd gevestigd. Nog in bijzondere mate is Hoorn aan die Compagnie verbonden en deze aan de West-Friesche stad, omdat uit haar is voortgekomen de Gouverneur Jan Pieterszoon Koen (1587-1629), de Stichter van Batavia.
Het welvaren van Hoorn, sedert einde 16e-, begin 17e eeuw, gesteund door deze drie krachtige zuilen, is naderhand niet ernstig bedreigd geworden. Zooals in alle steden, wisselden voor-en tegen zich af, ook daar, maar de voorspoed der gemeente en van hare burgerij was wel van die beteekenis, dat storingen in den gewonen en dus in den wenschelijken gang van zaken, nog al te boven werden gekomen en weinig merkbaren invloed hadden ten kwade. Het wordt dan ook niet noodig geacht, de geschiedenis der hoofdstad van West-Friesland hier verder op den voet te volgen, omdat die in de bekende bronnen nauwkeurig en van stap tot stap is na te gaan *  Tot ver na de middeleeuwen is hierboven kort en bondig over de lotgevallen van Hoorn in den grijzen voortijd gesproken, maar hoofdzakelijk, eigenlijk alleen met het doel, dat eenigszins tegemoet zou worden gekomen om den zin en de historische waarde van vele oude, in den Inventaris genoemde, in de Regesten wat wijdloopiger beschreven charters en stukken te vatten.
Over den rechtstoestand in Hoorn, de rechtspraak en al wat daarmede verband houdt, behoeft hier niet uitvoerig gehandeld te worden, want alles dienaangaande is reeds ten voortreffelijkste uiteengezet en toegelicht door Mr. M. S. Pols in zijne "West-Friesche Stadrechten" *  , waar geen onderwerp, verwant aan het leven en streven, doen en laten, het verweer en verkeer van de burgerij in al hare geledingen, onaangeroerd is gebleven. Maar in betrekking tot het Archief, behoort hier nog het een en ander gezegd te worden.
Hoewel Hoorn in 1356 stadrecht ontving, beginnen de resolutiën van de Vroedschap eerst in 1529. Het gemis van eene doorloopende reeks opteekeningen van het bestieren der stedelijke overheid, wordt niet vergoed door de volledige stadsrekeningen. De oudste Burgemeesters-rekening dagteekent van 1464, maar staat zoo goed als op zich zelve, want eene vrijwel doorloopende reeks van deze gewichtige bescheiden, vangt eerst aan met 1541, en de gaping tusschen dit jaar en 1464 is slechts spaarzaam aangevuld *  .
De privilegiën zijn wel talrijk; ook de stedelijke keuren, welke, onder meer, staan ingeschreven in twee fraaie oorspronkelijke deelen.
Ingekomen brieven zijn er weinig; die uit de 15e eeuw zijn niet zonder gewicht voor de geschiedenis van Holland in het algemeen, en daarom stuksgewijze in regest gebracht.
Over de belastingen geven de schotboeken uit de 15e- en het begin der 16e eeuw uitsluitsel, dat hoogst belangrijk wordt toegelicht door ruim 1850 briefjes (uit de tweede helft der 15e eeuw), waarbij de poorters-zelven opgaven doen omtrent hunne bezittingen.
Vooral twee zaken worden door de Hoornsche archieven toegelicht, en wel de middeleeuwsche kerkelijke toestanden en de waterstaat. Honderde charters zijn afkomstig uit de oude klooster-en kerkarchieven, en zijn, evenals de vroeger genoemde schotboeken, ook voor de plaatsbeschrijving van gewicht.
De waterstaatsstukken zijn, wat de middeleeuwen aangaat, grootendeels bekend uit de onderzoekingen van Mr. G. de Vries Az. *  Echter komen, hetzij oorspronkelijk of in afschrift, bij processtukken enz. nog vele akten voor, niet door den geleerde schrijver vermeld en dus waarschijnlijk hem onbekend gebleven) *  .
Onder de processtukken zijn die van het zoogenaamd Groot Proces, in de 17e eeuw gevoerd over de verstoeling van den West-Frieschen Zeedijk, verreweg het belangrijkst. (inv. No. 1112). Hierbij verdienen afzonderlijk genoemd, de fraaie gekleurde kaart van den geheelen Drechterlandschen dijk, in twaalf bladen, door P. VAN DER MEERSCH A°. 1638 en eene dergelijke kaart uit hetzelfde jaar, van de Vier-Noorder-koggen Zeedijk, één blad, door JAN CORNELISZ. SCHAGEN.
Behalve de ruim voorziene afdeelingen kerkelijke toestanden en waterstaat, zijn nog te noemen belangrijke bescheiden voor de geschiedenis van Handel en Nijverheid, over de Hanze, de Lakennering enz.
Veder verdienen de aandacht de aardige handschriften, meest over de Stad Hoorn, voor een goed deel samengesteld door JURIAAN SPREYT, stadsklokkenist en organist, waaraan als Inleiding voorin het boek eene plaats is gegeven, opdat zij niet zouden ontgaan aan he oog van belangstellenden in stede-beschrijving.
De bronnen der geschiedenis van Hoorn zijn door VELIUS en die na hem als hij, de pen hebben gevoerd, volstrekt niet uitgeput en het welvoorziene archief zal, nu men met zijn inhoud grondig kan kennis maken, nog merkwaardige en misschien niet vermoedde stof blijken te bevatten voor schrijvers over Stads- en Landshistorie.

C.J.Gonnet
2. Geschiedenis van de archiefvorming
3. Verantwoording van de inventarisatie
4. Geraadpleegde bronnen
5. Geraadpleegde literatuur
6. Lijst van functionarissen

Kenmerken

Datering:
1356-1815
Datering:
1356-1815
Plaats:
Hoorn
Soort archief:
overheid
Omvang:
166 m
Raadpleegbaar:
ja
Openbaar:
geheel
Auteur:
C.J. Gonnet en R.D. Baart de la Faille (1918), herzien in 2009-2010
 
 
 
chat loading...