Toelichting zoeken

U doorzoekt hier de complete collectie van het Westfries Archief.
Klik op de info-knop boven de zoekbalk voor tips bij het zoeken. 

Voor bouw- en hinderwetvergunningen hebben we een speciale zoekpagina.

Wilt u de originele stukken raadplegen die u heeft gevonden? Vraag het stuk dan aan via de knop Aanvragen en kom langs tijdens onze openingstijden. Meer uitleg over het aanvragen van stukken vindt u hier.

Uw zoekacties: Gemeentebestuur Midwoud, 1817-1926

0822 Gemeentebestuur Midwoud, 1817-1926

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis van de organisatie
Scheiding van gemeentebestuur en polderbesturen
0822 Gemeentebestuur Midwoud, 1817-1926
Inleiding
Scheiding van gemeentebestuur en polderbesturen
Ten behoeve van het onderzoek van de waterstaatkundige of poldergeschiedenis gaan we in op de vorming van deze archieven.

Van oudsher behoorden het omslaan en innen van de lasten van het ambacht de Vier Noorder Koggen, de zorg voor wegen en voetpaden, het schoonhouden en schouwen van sloten tot de belangrijkste taken van het dorpsbestuur. Financieel gezien was het geld dat daarmee gemoeid was een veelvoud van de uitgaven aan bijvoorbeeld armenzorg en onderwijs. Na de instelling van de gemeente Nibbixwoud in 1812 veranderde hierin niets. Toch was al eerder getracht deze taken bestuurlijk te scheiden.

De in 1800 door het Vertegenwoordigend Lichaam van de Bataafse Republiek vastgestelde instructie voor de gemeentebesturen bepaalde dat alle werken die op kosten van de ingelanden door polders, dijkcolleges of andere waterschappen werden onderhouden, beheerd zouden worden door personen die daartoe door de ingelanden waren gekozen. Wanneer het beheer van deze werken nog aan het plaatselijk bestuur, toen "municipaliteit" geheten, was opgedragen, moest dit alle landeigenaars bijeen roepen om een afzonderlijk waterschapsbestuur te kiezen. Archieven en kassen moesten gescheiden worden en tevens moest een plan ontworpen worden tot aanwijzing van werken die voortaan door de ingezetenen én werken die voortaan door de ingelanden moesten worden onderhouden.

Ingevolge genoemde instructie vormden de in Midwoud woonachtige raadsleden vanaf 1812 het polderbestuur van Midwoud, die uit Oostwoud het polderbestuur van Oostwoud.
Het beginsel van scheiding van gemeentebestuur en plaatselijk waterschapsbestuur was daarmee door het besluit van het Vertegenwoordigend Lichaam uitgesproken, maar het zou in de meeste plaatsen in de Vier Noorder Koggen nog meer dan een halve eeuw duren tot de zaken die steeds verenigd waren geweest daadwerkelijk gescheiden werden. Wel waren na 1812 de kassen van gemeente en beide ‘polderdistricten’ gescheiden, maar net als elders in de Vier Noorder Koggen bleef het gemeentebestuur de taken op waterstaatsgebied zelf uitoefenen. Men vindt in de notulenboeken dat in de gemeenteraad met een zekere regelmaat over waterstaatszaken werd gesproken. In 1851 ontstond er echter door het vertrek van de burgemeester onenigheid over de vraag aan wie het bestuur van de polderdistricten toekwam.

In de raadsvergadering van 1 december 1851 gaf burgemeester en secretaris Klaas Zijp te kennen dat hij Zijne Majesteit om ontslag uit zijn betrekkingen had verzocht en tegelijk zijn zoon Hendrikus voor beide functies had aanbevolen. Het desbetreffende rekwest aan de Koning kwam via de Commissaris des Konings met verzoek om advies in de raad. Tijdens de behandeling bleek dat wethouder Jacob Groot ‘het ontslag van de burgemeester kon billijken’ maar dat hij de met dat ontslag gepaard gaande aanbeveling van Zijps zoon afkeurde. Drie maanden later werd bekend dat Teunis Groot tot burgemeester was benoemd. Hij was de vader van wethouder Jacob Groot die hierdoor moest opstappen. In de raadsvergadering van 18 maart 1852 werd burgemeester Groot tevens benoemd tot secretaris en werd een regeling getroffen inzake het gebruik van het raadhuis door het ‘polderdistrict’ Midwoud.

Ofschoon Klaas Zijp geen burgemeester meer was, beschouwde hij zich nog steeds als secretaris en rendant (voorzitter/penningmeester) van het polderdistrict Midwoud. Hij bestreed de opvatting van de gemeenteraad dat dit college bevoegdheden bezat met betrekking tot het bestuur van beide polders. Immers, leden van de polderdistricten die vroeger tevens raadslid waren geweest, waren na hun ontslag als raadslid bestuurslid van het polderdistrict gebleven.
De gemeente verzocht Zijp diverse keren om de administratie van het polderdistrict Midwoud aan haar over te dragen. Ze werd hierin gesteund door de Commissaris des Konings. De CdK had echter de fout gemaakt niet vanaf het begin een duidelijk standpunt in te nemen. Hij had Zijp namelijk toegezegd dat deze zijn functie van rendant voorlopig nog wel kon blijven uitoefenen. Bovendien had de CdK in het overleg met Zijp uitgelegd dat waterstaatszaken tot het taakgebied van de gemeente behoorden en dat alleen een eigen reglement op het polderbestuur hierin verandering kon brengen. Vervolgens had Zijp met enkele polderbestuurders een reglement opgesteld waaraan hij, zo blijkt uit zijn correspondentie met zowel gemeente als de CdK, meende rechten te kunnen ontlenen. Dit door het polderbestuur vervaardigde reglement is echter nooit door Gedeputeerde Staten goedgekeurd.

Het conflict raakte in een stroomversnelling door de klachten van de onderwijzers Gerbrand Swart te Midwoud en Cornelis Mantel te Oostwoud. In hun tractementen (uit 1818!) als onderwijzer was opgenomen dat zij elk jaar ten behoeve van respectievelijk de polder Midwoud en die van Oostwoud allerlei omslagen zouden ‘garen’, waarvoor zij ook 34 jaar lang betaling hadden genoten. Sinds 1852 trad Klaas Zijp echter eigenmachtig als gaarder op en deze had laten weten dat hij weigerde hen voor werkzaamheden te betalen die zij niet verrichtten. Opnieuw drongen zowel de CdK als de gemeente er bij Zijp op aan om zijn rendantschap neer te leggen en alle archiefbescheiden van de polderdistricten aan de gemeente over te dragen. Evenwel zonder succes. Kennelijk was nu het geduld van de CdK en van Gedeputeerde Staten op. Zij lieten de gemeente in een brief van 30 maart 1853 weten dat ze Klaas Zijp hadden gelast om binnen 14 dagen het bestuur van de polderdistricten Midwoud en Oostwoud aan burgemeester en wethouders van Midwoud over te dragen.
Klaas Zijp tekende tegen deze beslissing bezwaar aan bij de Koning maar leverde toch alvast de archiefbescheiden in. Bij brief van 28 juli aan de gemeenteraad deelde de CdK de beslissing van de Minister van Binnenlandse Zaken mee. Meerdere onderzoeken van de minister hadden uitgewezen dat het beheer van polderzaken aan het gemeentebestuur was opgedragen zolang de scheiding tussen polderbestuur en gemeentebestuur nog niet door een waterschapsreglement was geregeld.

Na de vaststelling van de Gemeentewet in 1851 en van het Algemeen Reglement van bestuur voor de waterschappen in Noord-Holland in 1854 wilde men de al in 1800 door het Bataafse bewind voorgeschreven scheiding tussen gemeenten en plaatselijke waterschappen definitief realiseren. In Haarlem was men al een paar jaar bezig om de materie van het waterschapsbestuur, die plaatselijk vaak grote verschillen vertoonde, in kaart te brengen. Op 3 november 1859 stelden Provinciale Staten van Noord-Holland bijzondere reglementen van bestuur vast voor alle 16 bannen in het ambacht de Vier Noorder Koggen. Nadat deze reglementen op 15 december 1859 in het Provinciaal Blad waren afgekondigd, vonden in het jaar daarop verkiezingen plaats voor de nieuwe banbesturen. De reglementering van 1859 hield het beginsel in van ‘zelfregering’ door middel van bestuurders, door de belanghebbenden zelf uit hun midden gekozen, en sloot daarmee vereniging van waterschaps- en dorpsbestuur uit.

Aanwijzingen voor de gebruiker
Geschiedenis van de archiefvorming
Verantwoording van de inventarisatie

Kenmerken

Datering:
(1804) 1817-1926 (1970)
Datering:
(1804) 1817-1926 (1970)
Plaats:
Midwoud
Soort archief:
Overheid
Omvang:
18,75 m
Raadpleegbaar:
ja
Openbaar:
Ja
Auteur:
W. Brieffies (2011)
 
 
 
chat loading...