U doorzoekt hier de complete collectie van het Westfries Archief.
Klik op de info-knop boven de zoekbalk voor tips bij het zoeken.
Voor bouw- en hinderwetvergunningen hebben we een speciale zoekpagina.
Wilt u de originele stukken raadplegen die u heeft gevonden? Vraag het stuk dan aan via de knop Aanvragen en kom langs tijdens onze openingstijden. Meer uitleg over het aanvragen van stukken vindt u hier.
Mijn Studiezaal (inloggen)
Zoeken in alles (inclusief archieven)
1685_132 ONA 132. Abbekerk, akten notaris Jan van der Hoeve, 1714-1718.
Attestatie, 1-3-1717
Notaris:
Jan van der Hoeve
Plaats notaris:
Abbekerk
Soort akte:
Attestatie
Persoon in notariële akte:
Object:
Annotatie1:
Wèl een notariële akte.
Betreft het functioneren van een deurwaarder (uit Medemblik!).
Betreft het functioneren van een deurwaarder (uit Medemblik!).
Annotatie2:
‘Pieter Kornelisz Leeuw, Gaaf Klaasz’ (zie: Klaasz, Gave), ‘Jan Klaasz Vlaar, Aris Adriaansz Groot’ (zie: Groot, Arend?/Adriaan? Adriaans), ‘alle woonende te Lambertscage, Pieter Gertsz Weel, woonende op Koppershorn’ (onder Twisk!) (zie: Weel, Pieter Gerrits), ‘Jan Klaasz Koeman, Jan Willemsz Spek’ (zie: Spek, of: Rustenburg!, Jan Willems), ‘ende Klaas Jansz Zijp, te Abbekerk woonagtig, alle van genoegzamen ouderdom getuygen ende verklaren ten verzoeke van Aris Kornelisz Groot, woonende aan de Laagzijde van Lambertscage’ (onder Hoogwoud!) (zie: Groot, Arend?/Adriaan Kornelisz), ‘’t gene volgt: Eerst verklaren Pieter Kornelisz ende Gaaf Klaasz, dat de requirant Aris Groot in de herfst van het jaar 1714 op eenen avont ten huyze van den deposant P[iete]r Kornelisz is gekomen, en aldaar aan den deurwaarder Adriaan Maartensz Kuyper’ (zie: Kuiper, Adriaan Maartens, te Medemblik!), ‘in hun getuygen tegenwoordigheyt eene merkelijke somme gelt betaalde op imposten. Dat de requirant van den deurwaarder Kuyper eene quitantie vorderde, dog dat dezelve deurwaarder, vermits er twee schellingen tekort quamen, zulks afwees, onder toezegginge evenwel, dat hij ’s anderendaags ’s morgens wel ten huyze van den requirant zoude aankomen, om de twee schellingen te ontfangen, en dan hem eene quitantie van de gedane betalinge zoude passeren en behandigen.
Annotatie3:
Pieter Kornelisz getuygt verders alleen, dat hij ’s anderendaags ’s morgens benevens den deurwaarder Kuyper naar Abbekerk is gegaan, om op ordre van den impostm[eeste]r van ’t slagtdoot de verkens te taxeren. Dat de requirant Aris Groot op zijne stoep stonde, hunluyden verzogte aan te komen, opdat hij de twee schellingen mogte betalen en de quitantie van de betalinge aan den deurwaarder ’s avonts tevoren gedaan, ontfangen. Waarop de deurwaarder Kuyper antwoorde: “Wij zijn al te lang in de herberge geweest, hebben alsnu geenen tijt over, ik zal weleens aankomen.”
Pieter Gertsz Weel, Jan Klaasz Vlaar ende P[iete]r Kornelisz Leeuw verklaren, dat de deurwaarder Adriaan Kuyper den deposant P[iete]r Weel in hun tegenwoordigheyt in den voorzomer des jaars 1716 aansprak om betalinge van eenige imposten. Dat Pieter Weel zeyde, die imposten waarover hij aangesproken wierde reets voldaan en daaraf quitantie te hebben. Dat de deurwaarder Kuyper zulks sterk ontkende, tot zooverre, dat hij nog om een pintje wijn wedde, dat hem geene quitantie van de betalinge zoude werden vertoont. Dat de deposant Pieter Weel daarop eenen jongen afvaardigde om de quitantie van Koppershorn te halen. Dat Pieter Weels huysvrouwe Lyzabet Jans’ (zie: Jans, Elisabeth), ‘zoo zij naderhant verklaarde, zwarigheyt makende de quitantie met eenen jongen naar Lambertscage te stieren, zelf met de quitantie in de herberge quam, dezelve alvoorens door hun deposanten liet lezen, ende daarna aan den deurwaarder Kuyper overgaf, dewelke, dien ziende, zijnen misslag erkende, ende van de praetensie, die hij eerst hadde gedaan, afstond.
Pieter Gertsz Weel, Jan Klaasz Vlaar ende P[iete]r Kornelisz Leeuw verklaren, dat de deurwaarder Adriaan Kuyper den deposant P[iete]r Weel in hun tegenwoordigheyt in den voorzomer des jaars 1716 aansprak om betalinge van eenige imposten. Dat Pieter Weel zeyde, die imposten waarover hij aangesproken wierde reets voldaan en daaraf quitantie te hebben. Dat de deurwaarder Kuyper zulks sterk ontkende, tot zooverre, dat hij nog om een pintje wijn wedde, dat hem geene quitantie van de betalinge zoude werden vertoont. Dat de deposant Pieter Weel daarop eenen jongen afvaardigde om de quitantie van Koppershorn te halen. Dat Pieter Weels huysvrouwe Lyzabet Jans’ (zie: Jans, Elisabeth), ‘zoo zij naderhant verklaarde, zwarigheyt makende de quitantie met eenen jongen naar Lambertscage te stieren, zelf met de quitantie in de herberge quam, dezelve alvoorens door hun deposanten liet lezen, ende daarna aan den deurwaarder Kuyper overgaf, dewelke, dien ziende, zijnen misslag erkende, ende van de praetensie, die hij eerst hadde gedaan, afstond.
Annotatie4:
Pieter Kornelisz Leeuw getuygt alleen, dat de deurwaarder Kuyper eenigen tijt voor het bovenstaande gepasseerde de huysvrouwe van P[iete]r Weel om de opgemelde betalinge ten zijn deposants huyze ook al hadde aangesproken, onder bedreyginge zelf, zoo hij geene voldoeninge kreeg, zulks met gijzelinge te zullen invorderen. Dat dezelve Lyzabet Jans hem toen al aanzeyde betaalt en quitantie te hebben.
Aris Adriaansz Groot verklaart, dat hij deposant voor Maartje Pieters in ’t Ropende van de Weere’ (= Tropweere, onder Hoogwoud) ‘aan den deurwaarder Adriaan Kuyper het zomerhoorngelt voor ’t jaar 1714 heeft betaalt, en bij narekeninge bevonden teveel betaalt te hebben, dat hij deposant den deurwaarder Kuyper om de overbetalinge naderhant heeft aangesproken, en na eenige tegenstribbelinge ’t gelt ook weder ontfangen, met bedreyginge egter dat hij deurwaarder dit dezelve Maartje Pieters wel zoude te pas brengen.
Jan Klaadsz Koeman getuygt, dat hij in tegenwoordigheyt van Jan Willemsz Spek ende Klaas Jansz Zijp aan den deurwaarder Adriaan Kuyper zijn zomerhoorngelt voor ’t jaar 1714 betaalt hebbende, daarom in den zomer 1716 door denzelven deurwaarder weer is aangesproken.
De deposanten Jan Willemsz Spek ende Klaas Jansz Zijp verklaren, dat Jan Koeman zijn zomerhoorngelt van ’t jaar 1714 in hun tegenwoordigheyt in de herberge te Abbekerk aan den deurwaarder Kuyper in den zomer 1715 heeft betaalt en voldaan.
De deposanten geven tot reden van wetenschap, yder zijn gedeposeerde alsnog in goede geheugenisse te hebben, en bij zijn gedeposeerde tegenwoordig geweest te zijn. Presenteren derhalven hetzelve desverzorgt nader te sterken.’
Aldus gepasseerd in de herberg te Lambertschaag.
Aris Adriaansz Groot verklaart, dat hij deposant voor Maartje Pieters in ’t Ropende van de Weere’ (= Tropweere, onder Hoogwoud) ‘aan den deurwaarder Adriaan Kuyper het zomerhoorngelt voor ’t jaar 1714 heeft betaalt, en bij narekeninge bevonden teveel betaalt te hebben, dat hij deposant den deurwaarder Kuyper om de overbetalinge naderhant heeft aangesproken, en na eenige tegenstribbelinge ’t gelt ook weder ontfangen, met bedreyginge egter dat hij deurwaarder dit dezelve Maartje Pieters wel zoude te pas brengen.
Jan Klaadsz Koeman getuygt, dat hij in tegenwoordigheyt van Jan Willemsz Spek ende Klaas Jansz Zijp aan den deurwaarder Adriaan Kuyper zijn zomerhoorngelt voor ’t jaar 1714 betaalt hebbende, daarom in den zomer 1716 door denzelven deurwaarder weer is aangesproken.
De deposanten Jan Willemsz Spek ende Klaas Jansz Zijp verklaren, dat Jan Koeman zijn zomerhoorngelt van ’t jaar 1714 in hun tegenwoordigheyt in de herberge te Abbekerk aan den deurwaarder Kuyper in den zomer 1715 heeft betaalt en voldaan.
De deposanten geven tot reden van wetenschap, yder zijn gedeposeerde alsnog in goede geheugenisse te hebben, en bij zijn gedeposeerde tegenwoordig geweest te zijn. Presenteren derhalven hetzelve desverzorgt nader te sterken.’
Aldus gepasseerd in de herberg te Lambertschaag.
Toegangsnummer:
1685 Notarissen in West-Friesland tot 1843, 1552-1843
Inventarisnummer:
Aktenummer:
74
Status:
De voor- en achternamen in de index van deze akte zijn gestandaardiseerd
laatste wijziging 10-10-2022
1 gedigitaliseerd
totaal 3 bestanden