ma | di | wo | do | vr | za | zo |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |
7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 |
14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 |
21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 |
28 | 29 | 30 | 31 |
Aanwinst: Medenblicker Scharre-zoodtje
20 januari 2010
- Gegevens
De gemeente Medemblik heeft een bijzonder boekwerkje geschonken aan het Westfries Archief. Het betreft een zeldzaam liedboekje uit 1650. Uitgegeven in Medemblik door de organist Hendrick Janszoon Prins.
Doodslag in Schellinkhout
24 april 2008
- Gegevens
Het is vrij algemeen bekend dat de meeste dorpen op het Westfriese platteland vroeger stadsrechten hadden. Veel dorpen hadden een gezamenlijk stadsrecht. Daardoor hadden zij bijvoorbeeld een gezamenlijke “schepenbank”, zoals de rechtbanken toen genoemd werden. Dit was sinds 1414 ook het geval met Schellinkhout, Wijdenes en Oosterleek. In 1430 echter werden de privileges van Schellinkhout plotseling verbeurdverklaard. Als reden noemde de graaf van Holland, hertog Filips van Bourgondië, de “ondaet” (misdaad) die zijn dienaar “Andries Adaem” was aangedaan.
Omdat Wijdenes en Oosterleek niets met de misdaad te maken hadden, werden zij niet gestraft, maar kregen een eigen stadsrecht. Volgens een overlevering, in 1635 opgetekend door Claes Nanninckxz uit Oosterblokker, gebeurde dit alles omdat “die van Schillinckhout den deurwaerder in de meer overboort setten, soo men seyt.” Met “de meer” wordt waarschijnlijk het Schellinkhoutermeer bedoeld, dat in de vijftiende eeuw nog bestond maar door het verdwijnen van buitendijks land uiteindelijk geheel in de Zuiderzee is opgegaan.
Detail van een kaart uit 1638. Ten zuiden van Schellinkhout is het toponiem 'Schellinckhoutermeyr' te lezen, 'leggende met de Zuiderzee gemeyn'.
Eén van onze medewerkers vond vorige week tijdens een bezoek aan het Nationaal Archief te Den Haag gegevens, die een nieuw licht werpen op de zaak. Een rekening van rentmeester Boudewijn van Zwieten over de jaren 1428-1430, berustend in het archief van de Rekenkamer van de graven van Holland, vermeldt dat ‘die van Scellinchout bruekich worden jegens mijnen genadigen here dat sij Adries Adam doot sloegen’.
Passage in het stadsrecht uit 1430 over de misdaad tegen Andries Adaem.
Doodslag dus! Het motief blijkt uit een andere passage: ‘want die van Scellinchout Andries Adam mit upsette dair hij quam om mijns genadichs heren gelt in te manen vervolchden ende dootslogen.’ Andries Adaem was dus gekomen om grafelijke belastingen op te halen, en moest dat met zijn leven bekopen. Dat konden de hoge heren in Den Haag uiteraard niet over hun kant laten gaan. Een zware delegatie, ongetwijfeld vergezeld van de nodige soldaten, vertrok naar Schellinkhout om de zaak 'te berechten’. Het resultaat is bekend. Overigens zou de schade voor Schellinkhout achteraf meevallen. Het dorp zou de stadsrechten spoedig terugkrijgen, al was de band met Wijdenes en Oosterleek verbroken.