Zie ook: 0368/014, 019, 079, 080; 0369/080; 1967/155, 156.
Betreft het functioneren van een schoolmeester te Westwoud.

De regerend burgemeester en oud-burgemeester van Westwoud verklaren, dat in het begin van 1694, toen er door het overlijden van de substituut-koster en -schoolmeester van Westwoud een vacature voor die betrekking was gekomen, zich onder de sollicitanten een jonge schoolmeester te Schoorl bevond, over wie al spoedig het gerucht ging dat deze zeer weinig ervaring in het lesgeven had.
Kort daarop werd de eerste deposant in deze daarover door de blijkbaar in Westwoud woonachtige ouders van de jongeman daarover aangesproken, 'voorgevende bijna met schreyende oogen dat de gemelte uytstroyselen onwaarheden waren, die bij quade nijders' van de jonge schoolmeester 'werden gedivulgeert'. De ouders vroegen de 1e deposant om voorspraak, waarop deze antwoordde, dat indien 't dan 'qualijk uytviel, dat hij de ongunst van de burgerij geheel ende al op zijn hals soude halen'. De reactie van de ouders hierop was: 'Indien hij dan niet oppast, soo set hem af. Wij sullen alsoo goede vrunden blijven in sulcken gevalle in 't komen als in 't gaan'. Overigens maakten zij zich daar geen zorgen over, want hun zoon was volgens hen 'een persoon wat sig met geen jonge geselschappen bemoeyde, maar hem comporteerde als een schoolm[eeste]r behoorde te doen'.

Vervolgens was de jongeman in het jaar 1694 tot substituut-koster en –school-meester van Westwoud aangesteld, en hadden de deposanten 'sedert die tijt geduu-riglijk tot haar leetwesen klagten van haare burgers ende inwoonders komen te hooren, over 't quaat gedrag ende comportement' van de schoolmeester, 'ende dat denselven in zijn schooldienst sig soodanig gedraagt, dat haar kinderen niets bij hem leeren, houdende geen de minste ordre in zijn school, ja selfs 't school op de behoorl[ijk]e tijt niet openende, sulcx de kinderen niet in 't school kunnen komen, maar voor de poort moeten blijven staan; dat er bij de burgers ook geen staat op zijn schoolhouden was te maken, alsoo hij dan eens school hield, ende dan wederom niet'. Verder luiden de klachten, dat de man 'sig in geenen deele naar de gedane belofte reguleert, plegende selfs in 't school in presentie der kinderen veelderhande onordentelijkheden, met te speelen op tiktak en ganse-bord, brandewijn drincken ende anders, mitsgaders buytenshuys, met kaatsen, bal-slaan, koekhaeken ende andere diergelijke exercitiën'.

Zie ook: 0368/013, 019, 079, 080; 0369/080; 1967/155, 156.
Betreft het functioneren van een schoolmeester te Westwoud.

Op verzoek van de burgemeester en verdere 'regenten' van Westwoud verklaren 4 inwoners van die plaats, onder wie een oud-ouderling, een 'regerend' ouderling, en een oud-diaken, dat zij van diverse personen hebben gehoord dat de koster en schoolmeester van Westwoud in 1695 'bij seker vrouwspersoon is te bedde bevon-den, dog dat hij des niettegenstaande sulcx halsterrig was ontkennende, hietende haar sulcx liegen, de een voor een hoer, ende de andere ergens anders voor scheldende ende uytmakende. Ja, dat hij sig dikwils vervordert omme in de nabij-gelegene dorpen, ende in de eygen plaatse selfs te kaatsen, balslaan, koekhaeken ende snijden, met zijn clercquen op tiktakbord ende gansebord in 't school te speelen, brandewijn buyten, selfs in 't school te drincken ende diergelijke quade exercitiën te plegen, waardoor veel ledematen in consideratie nemende 't quaat comportement en gedrag' van deze schoolmeester 'sig aan 't ergerlijk leven van deselve soodanig stooten ende haar daarover ontstellen, dat zij daaromme 't gebruyk van des H[ee]r[e]n h[eiligen] avontmaal versuymen, ende haar van de tafel des Heeren absenteren. Wijders dat de voorn[oemde] coster dikwils nalaat school te houden, ende buyten 't dorp gaande, dan door de eene, dan door de andere van de schooljongens 't school latende waarnemen'.
De 2e deposant in deze, ouderling te Westwoud, verklaart daarenboven, dat hij en de (inmiddels overleden!) predikant de onderwijzer hebben 'gerecommandeert omme de misnoegende leden te versoecken, ende aan deselve schultbekentenisse te doen, met versoek van vergiffenisse, 't welk hij aannam te doen, dog dat sulcx bij hem niet is geëffectueert'.

Verder verklaart de deposant, dat de meester 'in zijn schoolhouden mede niet naar behooren comporteert, dewijle hij deposant denselven in 't school heeft bevonden in onstigtelijke boeken singende, latende de kinderen maar voor hem staan, sonder na deselve om te sien, alsmede dat zijn deposants dogtertje, de klocke agt uuren naar 't school gesonden zijnde, aanstonts wederom is t'huys gecomen, dewijle 't kint seyde door de meester wederom gesonden te wesen alsoo 't nog wel een uur à twee te vroeg was om school te komen, waardoor 't kint diestijts geen genegenth[ey]t hadde wederom naar 't school te gaan'.
De 3e deposant, de oud-diaken, verklaarde dat 'zijn kind in 't school wesende, hij aldaar mede is gekomen omme eens na deselve te sien, dog dat hij attestant de kinderen sonder meester in 't school bevond', en de onderwijzer 'in zijn binnenhaart met een ander persoon te discoureren, zijnde het hem deposant daar-enboven te voren gekomen [sic] dat één van zijn kinderen naar 't school was gegaan, zijn boek vermist wierde, ende heeft de gemelte' schoolmeester 'zijn deposants kint op den derden dag nadat 't boek weggeraakt was, 't vorengemelte boek aan zijn kind overhandigt, alsoo 't selve in zijn stoel was leggende'.

De 4e deposant tenslotte, verklaart dat hij de schoolmeester heeft gesproken en hem heeft gezegd, 'of het niet goet was, dat' deze 'wat beter op zijn school paste, als gedaan had, waarop denselven hem deposant antwoorde, wilde hij zijn meysje niet school stieren, hij mogt het laten, 't was hem om dat dubbeltje voor maantgelt niet te doen, met sulcke ofte diergelijke woorden in substantie'. Verder zou de deposant als buurman van de onderwijzer 'veelmalen' hebben 'gehoort, gesien ende bespeurt, dat geen de minste ordre in 't school was, alsoo de kinderen seer veel ende lang buyten 't school liepen, soodat 't scheen dat' de meester 'seer laat in 't school quam, waardoor een groote menigte kinderen in de nabuurige plaatsen werden school gesonden'.

Betreft vermoedelijk een alibi voor een inwoner van Oosterblokker.
Op verzoek van deze man verklaren drie jonge mannen en twee dito vrouwen te Binnenwijzend (de 1e deposant en de eerste van de twee vrouwen zijn met elkaar gehuwd), dat de requirant op woensdagavond 05-09-1696 bij de 2e deposant op diens bruiloft is gekomen, en vervolgens tot zaterdagavond 08-09-1696 omtrent 10 uur op die bruiloft en in Binnenwijzend is gebleven. Hij is tussentijds alleen nog op vrijdag 07-09-1696 van 4 uur 's middags tot ongeveer 8 uur 's avonds op bezoek geweest bij de 1e comparant en de 4e comparant(e) thuis.

N.B.: Zie voor wat betreft het bruidspaar: Overpost: een takje Entius / J. P. van den Broek. - Westfriese Fami-lies, 39e jaargang no. 4, december 1998, p. 127-130.