Zie ook: 0134/118, 119; 0222/012; 0367/085, 086; 0372/045, 157; 0373/002; 0374/113; 0376/063, 064, 065; 0377/002; 0378/016; 0383/110; 0385/162; 6580/058.
Betreft tenaamstelling van een erfleen aan de Bangert onder Westerblokker.

Twee omen en 'bloetvoogden' van de oudste zoon van een in de Bangert onder Westerblokker overleden man, broer respectievelijk zwager van deze twee compa-ranten, machtigen een andere oom van de jongen, wonende in de Bangert onder Zwaag om in de stad Utrecht te compareren voor de 'Ed[ele] heere stadthouder ende mannen van leene der graaffschaps van Uytrecht', om daar uit hun naam in hun kwaliteit als voogden van de jongen ten eigen behoeve een 'acte van verlij' te passeren en 'huld, eed en manschap' te doen, 'en vervolgens voor de wel-gemelte ed[ele] heere stadthouder ende manne van leen datzelve met de ledige handt te verhessen, ende den eedt daar toestaande te doen, en het af te staan ende over te dragen'. Deze gemachtigde oom is namelijk de tegenwoordige bezitter van 350 roeden land in de Bangert onder Westerblokker, dat hij van de compa-ranten in deze, in hun hoedanigheid als voogden van alle nagelaten kinderen van de overleden man, heeft gekocht. Behalve echter 150 roeden 'leenlandt', dat daar deel van uitmaakt en op naam van de eerdergenoemde oudste zoon staat. Door de verkoop van het overige, hiermee gemeen liggende land is het voor deze oudste zoon 'niet verder dienstich' dit land op zijn naam te houden.

Zie ook: 0367/043, 144; 1966/128.
Géén notariële akte, maar een oud-rechtelijk stuk. (De notaris treedt hier op in zijn functie van secretaris.)

Betreft afhandeling van een kwestie rond de betaling van een obligatie van ƒ 900.- met de daarop verschuldigde rente, die door een vroegere inmiddels overleden - vredemaker van Binnenwijzend voor rekening van het dorp was aangegaan en waarover in 1686 voor de vierschaar der stede Westwoud was gepro-cedeerd door burgemeester en regenten van Binnenwijzend als eisers enerzijds en de tweede echtgenoot van de voormalige weduwe van deze vroegere vredemaker anderzijds, in wiens plaats thans de voogden van de kinderen van de weduwe optreden. Over deze zaak was op 24-12-1686 uitspraak gedaan, waartegen de eisers echter in beroep zijn gegaan voor het Hof van Holland, alwaar de zaak nu hangende is. Omdat het allemaal teveel gaat kosten is tussenspraak gevraagd van de schepenen der stede Westwoud, van 3 heren uit Hoorn en van 4 andere personen uit de jurisdictie van Westwoud (3 oud-vredemakers en 1 huidige vredemaker!).
Er is overeengekomen, dat de kinderen van de weduwe van deze hoofdsom en rente ƒ 400.- zullen betalen; hun (inmiddels ook overleden!) moeder had al eerder ƒ 108.- betaald. De burgemeester en regenten van Binnenwijzend zullen de rest van de obligatie en overige interest betalen, welk bedrag begroot wordt op ƒ 860.-.

N.B.: De exacte identiteiten en functies van de ondertekenende burgemeester en regenten (schepen en vroedschappen) van Binnenwijzend zijn ontleend aan de schepenrollen van het O.R.A. (inv.nr. 4719). Eén der vroed-schappen van Binnenwijzend van 1691 blijkt te ontbreken bij de onder-tekenaars, namelijk Cornelis Gerritsz Backer (zie: Bakker, Kornelis Gerrits).
De vermoedelijke volledige namen van de drie bemiddelaars uit Hoorn zijn ontleend aan: Onder Regenten / Dr. L. Kooijmans. (Bibliotheek: plaatsnummer 141 K 4.)
De identiteiten der bemiddelende schepenen der stede Westwoud en de exacte functies der 4 (oud-)vredemakers zijn weer ontleend aan het O.R.A. (inv.nr. 4719). Dit laatste geldt ook voor de exacte identi-teiten en functies der ondertekenende voogden.