Zie ook: 0222/024, 025; 0223/012.
Betreft het geringe belang van een bepaalde sloot qua gebruik.

Op verzoek van ene Pieter Jacobsz (zie: Jakobs, Pieter) op het Keern (‘op Keeren’) attesteren Ariaen Tamensz (zie: Tamisz, Adriaan) wonende op ‘de Sijder’ (bedoeld wordt: Sijdermeer, d.w.z. Zuidermeer) oud omtrent 75 jaar, Vechter Jansz, oud omtrent 60 jaar en Germent Jansz, oud omtrent 55 jaar.
Verderop in de akte attesteren bovendien nog Vredrick Pietersz, oud omtrent 54 jaar (zie: Berkhout!, Frederik Pieters), en Joris Dirricksz, oud omtrent 46 jaar (zie: Dirks, Joris).

De eerste 3 deposanten verklaren eerst, ‘dat haerluyden wel bekent is, dat P[iete]r Jacobsz, den requirant in desen, tegenswoordich toecomt twee stucken lant gelegen in 't Sas Zevendeel op de Sijdermeer in de banne van Berckhout, 't eene genaemt het Morgen, het ander het Halig, welcke sloot tusschen beyden bij den requirant een dam is ingeslagen om sijn beesten van het een op het ander te laten, welcke dan ontrent alderheyligen wederom uyt de sloot is opgeworpen sonder het weten ofte consent van den eygenaer, sooveel haer bekent is, welcke sloot sij deposanten voorders v[er]claren geen kennisse of wetenschap dat het oyt een keursloot, notsloot ofte watering voor andere luyden is geweest als voor de eygenaer selfs, en dat hier wel bekent is over vijfendertich jaren herwaerts.
Voorders v[er]claerde Vrerick P[iete]rs, out ontrent 54 jaren, dat hem mede wel bekentis dat de bovengenoemde sloot over achtendertich jaren geen keursloot, notsloot nochte watering is geweest, maer alsoo hij getuyge daer 35 jaren vandaen is geweest, weet niet hoe het namaels is geweest.

Voorders v[er]claerde Joris Dirricksz, out ontrent 46 jaren, dat hem deposant wel bekent is, dat de bovengemelde sloot van over 20 jaren geen keursloot, notsloot ofte watering en is geweest tot desen tijt toe voor de gemeemene [sic] bueren, als buerluyen daer ontrent woonende, als den eygenaer selfs.
Alle 't geene voorsz[eyt] staat v[er]claerde sij deposanten de oprechte waerheyt te sijn, presenteerende 't selve bij solemneelen eede te bevestigen, des nots daertoe v[er]sogt sijnde.
Aldus gedaen ende gepasseert tot Hoorn ten huyse van Griet Jans in 't Moooeryans Hooft ter presentie van Cornelis Jorisz Matroos, woonende ttot [sic] Berckhout ende Vrerick Jacobsz out-vredemaecker van Grosthysen [sic], getuygen hiertoe v[er]socht, die de minuyte deses beneffens mij not[ari]s geteyckent hebben ten dage voorsz[eyt].’
(Zie: Jans, Grietje; Matroos, Kornelis Jorisz, en: Jakobs, Frederik.)
N.B.: De betreffende sloot en landjes zijn gelegen op de Sijdermeer, wat oud-Westfries is voor Zuidermeer (een buurtschap gelegen zowel onder Spanbroek, in de Kogge, als Berkhout). Ook wordt gezegd, dat dit is in het Sas Zevendeel.