Zie ook:1659/104. (Van deze akte is géén annotatie gemaakt.) Betreft te Wervers-hoof achtergelaten en daar overleden, kennelijk buitenechtelijk verwekt kindje. Opgesteld op verzoek van een zekere vrouw, van wie is beweerd, dat zij de moeder is van het kindje.
Eerst verklaren twee vrouwen wonende op het Buurtje te Andijk onder Lutjebroek, dat op 07-01-1670, toen het 'ongemeen bitter koud weder' was, twee vrouwen uit De Streek bij hen thuis zijn langsgeweest, van wie één 'een kleyn jong kintje' op haar schoot had (deze vrouw woonde in Grootebroek, zie: 1659/104!), die aan hun vroegen waar de bulloper woonde.

Vervolgens zijn zij daar naartoe gegaan en hebben daar de requirante niet aan-getroffen, waarna zij weer bij de deposantes terugkwamen, zeggende dat zij het kindje van de requirante in deze bij zich hadden, en dat de requirante het beter kon houden, omdat de ene vrouw die het kind vasthield, nóg een jong kind thuis had. (De requirante is vermoedelijk de voormalige dienstmeid van deze vrouw en haar man, zie: 1659/104!) Daarop legde ze het kind in de schoot van de ene deposante, die het aan haar borst legde, maar niet kon zogen ('mammen'). Deze deposante zei toen: ''t Kind wil wel mamme, maar 't kan niet.' Daarna zijn de twee vrouwen weer weggegaan met het kind.
Later zijn de vrouwen bij een andere deposante in deze, wonende te Wervershoof, het huis binnengegaan, en hebben het kindje stiekum in het middelhuis op een stoel neergelegd, waarna zij bij het naar buiten komen zeiden: 'Wij benne 't al quyt.' Toen de deposante binnenkwam, trof zij het kindje daar aan. De requi-rante, die daar ook aanwezig was, nam het kind terstond op om het te bakeren, maar het kind lag 'in sulcken vuylen pack', 'even off 'et in eenige dagen niet gebaackert, noch gereynicht was'. Het kind was ook zo koud, 'dattet ijsde tselve aan te raacken'.
Het kind heeft sedert die tijd bijna niets 'ingenomen', tot het uiteindelijk op 15-01-1670 is gestorven en op 16-01-1670 op het kerkhof te Wervershoof begraven.

Zie ook: 5408/038.
Betreft geschil tussen regenten van Lutjebroek en Wervershoof over de te ont-vangen verponding (à ƒ 4.-) over een huis of hofstede, gebouwd in 1650 (te Drie-huizen!) in de banne van Wervershoof.

Op verzoek van burgemeesteren en vroedschappen te Wervershoof en de huidige bewoner van dit huis verklaren twee Wervershovers (vroedschappen), dat zij destijds met de toenmalige (inmiddels overleden) burgemeesters van Wervershoof en de regenten van Lutjebroek in dit huis hebben vergaderd over de verponding van dit huis, welke toen op ƒ 4.- is gesteld, en waarbij is afgesproken deze verponding half om half tussen beide dorpen te delen, hetgeen blijkbaar sinds die tijd zonder problemen is geschied, tot nu de regenten van Lutjebroek dit bedrag geheel voor zichzelf opeisten.
Verder volgt nog een opsomming van alle bewoners van dit huis sedert de bouw, die blijkbaar allemaal burgers van Wervershoof zijn geweest.
Zie ook: Archief der stede Grootebroek, inv.nr. 214.