Zie ook: 0225/011.
Betreft beweerde verwaarlozing van een huis te Berkhout.

Op verzoek van Teunis Pietersz Roocker te Berkhout (zie: Roker, Teunis Pieters) verklaren Cornelis Jansz Jonghkneght (zie: Jongknecht, Kornelis Jans) en Anna Pieters, ook wonende te Berkhout, dat Trijn Reyers (zie: Reiers, Trijn) ‘woonende tot Oosthuysen, als vrughtgebruykster besit een huys, erf en schuur, staende en gelegen tot Berkhout belent ten oosten m[eeste]r Pieter [?] en ten westen burgem[eeste]r Sijms’ (zie mogelijk: Sijms, Jakob?! Klaasz?!, te Hoorn?!) ‘en dat hun deposanten seer wel bekent is dat de gemelte Trijn Reyers sedert die tijt dat sij na Oosthuysen is getrocken metterwoon, sijnde nuw ruym vier jaer geleden, in 't geheel geen onderhout aan 't gemelte huys heeft gedaen, als van teeren, decken, glase stoppen etc., als alleen een gaetje dat in de schoorsteen was, heeft se laten stoppen.
Vorders verklaren sij deposanten, dat de voorz[eyde] Trijn Reyers de straet gaende van 't huys na de schuur heeft laten opnemen, en een steenen vloer die in de schuur lagh, met eenige steenen die in 't voorz[eyde] huys lagen, heeft laten weghnemen.

Wijders verklaeren sij deposanten, dat sij de voorz[eyde] Trijn Reyers hebben hooren seggen, dat sij van meeninge was om geen onkosten aen 't voorz[eyde] huys te doen.
Gevende voor redenen van wetenschap dat sij deposanten ruym vierdalf jaer in 't voorz[eyde] huys hebben gewoont, en daeruyt getrocken sijn, omdat het dack van 't selve huys op veele plaetsen leck was, veele glasen aen stucken, de vloer reddeloos en de stallen onbequaem om beesten op te setten, mitsgaders ongeteert, en dattet selve tegenwoordigh seer vuyl en ongehavent leyt.
Eyndigende hier hare verclaringe, die sij presenteerden desnoots en naarder daertoe versocht sijnde met eede solemneel te bekraghtigen.
Actum sonder fraude ter presentie van Pieter Claesz en Jan Volckersz als getuygen hiertoe versocht, die desen beneffens de comparanten en mij notario onderteeckent hebben, datum ut supra.’ (Zie: Klaasz, Pieter, en: Volkerts, Jan.)

Zie ook: 0225/009.
Betreft de beweerde bewoonbaarheid van een huis te Berkhout.

Op verzoek van Trijn Reyers te Oosthuizen (zie: Reiers, Trijn) verklaren Pieter Jorisz Kay, oud-armenvoogd, en Cornelis Pouwelsz (zie: Paulusz, Kornelis), beiden te Berkhout, ‘dat hun deposanten wel bekent is het huys, werf en schuur staende en gelegen tot Berkhout belent ten oosten m[eeste]r Pieter [?] en ten westen burem[eeste]r Sijms’ (zie mogelijk: Sijms, Jakob?! Klaasz?!, te Hoorn?!), ‘'t welcke Trijn Reyers bij testamentaire dispositie van haer overleden man Claes Jansz haer is gemaekt haer leven langh’ (zie: Gerbrands!, Klaas Jans), ‘[ende?] nu tegenwoordigh bequaemelijk kan werden bewoont, soo van vloeren, stallen als andersints.
Wijders verclaren sij deposanten, dat de straeten gelegen omtrent het gemelte huys nu tegenwoordigh noch in wesen sijn gelijck hetselve ten overlijden van de gemeldte Claes Jansz was.
Voorts verclaen sij deposanten, dat het voorz[eyde] huys, schuur en de hecken rontom deselve van teer soo wel sijn versien als andere buerehuysen.
Gevende voor redenen van wetenschap, dat sij deposanten, de eerste naest aen westzijd en de laeste in 't tweede huys aen de oostzijd van 't 't [sic] voorz[eyde] huys, woonachtigh sijn, en dat sij deposanten van desen avant 't voorz[eyde] huys hebben besightight, en oversulxs 't selvige seer wel weten, presenteerende 't selvige naerder desnoots en daertoe versocht sijnde met eede solemneel te bekragtigen.
Actum sonder fraude, present P[iete]r Jansz en Jan Cornelisz, gebeuren [sic], als getuygen van goeden geloove hiertoe versocht, die desen beneffens de comparanten en mij notario onderteeckent hebben, ten dage als boven.’
(Zie: Jans, Pieter, en: Kornelisz, Jan.)