Op verzoek van burgemeesters der stede Wijdenes en Oosterleek attesteren drie mannen en een vrouw uit Wijdenes over uitlatingen van een zekere gewezen 'luitenant van de bisschop' (sic).
De deposante in deze verklaart, dat zij deze man op vrijdag 07-04-1673 - toen de burgemeester van Wijdenes de man het 'citati cedul van haer ed[ele] mog[enden] (= Gecommitteerde Raden te Hoorn) heeft getoond en hem heeft verzocht zich met deze burgemeester voor de Gecommitteerde Raden te veranwoorden 'wegens de onfatsoenlijcke verteerde kosten aldaer' - heeft horen zeggen, dat hij daar 'den bruy van hadde', dat het 'sijnder heeren niet en waeren', en dat 'de prins van Koerlandt sijnder heer was'.

De drie deposanten in deze verklaren, dat zij de bewuste man op zondag 09-04-1673 na de 'namiddaghs predicatie' tegen dezelfde burgemeester hebben horen zeggen, dat hij 'daer alsnoch den bruy van hadde om voor haer ed[ele] mog[enden] te kompareeren', omdat het 'sijner heeren niet en waeren', maar dat 'de prins van Koerlandt sijnder heer was'.