Zie ook: 0189/180A.
Betreft vechtpartijtje en aanval met een mes na een partijtje kaarten in een herberg buiten de Waterpoort van Alkmaar.

Op verzoek van Aris Cornelisz (zie: Kornelisz, Arend?/Adriaan?), wonende buiten de Kennemerpoort (‘Kermerpoort’) van Alkmaar verklaart Harmon Thijmonsz, oud 38 jaar (zie: Tijmens, Herman), wonende op de Kathoek in de banne van Grosthuizen, ‘hoe waar is ende hij deposant wel weet dat omtrynt elff weken geleden, onder den precysen dagh onthouden te hebben, is geweest ten huyse van Aerjan Jansz Vilder’ (zie: Vilder, Adriaan Jans), ‘herbergier buyten 't Waterpoortje der voorsz[eyde] stede, beneffens den req[uirant] in desen, ende alsoo deselve jegens eenen schoenlapper woonende tot Alckmaar in Findsen [sic, bedoeld is: Fnidsen] sat en speelde met de kaart, en d'een den ander een dubbeltje buyten het spel hielden op de hooghste troeff, en de voorn[oemde] schoenlapper, synde [sic, bedoeld is: siende] dat hij geen troeff en hadde, heeft de kaart neergeleyt en sijn gelt nae hem getrocken, waarover de req[ui]r[an]t niet wel tevreden sijnde, hebben woorden gecregen en den anderen een vuystslagh off twee gegeven.
Waarover de voorn[oemde] schoelapper nae huys is gegaan, soo hij deposant meende, doch nae een wijle tijt hij beneff[ens] de req[uiran]t mede nae huys meende te gaan, en koomende buyten de voorsz[eyde] herberge heeft de voorn[oemde] schoelapper haar beyden waargenomen en sonder een woort te spreken eerst hem deposant een snede in den hoedt gegeven en daaraen terstont den req[uiran]t sijn kin opgesneden, seggende hij req[uiran]t daarop: “Dat is een schelm die mij dat doet,” en gedrongen sijnde sijn lijff te verweren, doch geen mes van den req[uiran]t gesien.

Dat hij met den req[uiran]t ten huyse voorsz[eyt] is gegaan, en oock mede vandaar nae huys, en nooyt bij den anderen vandaan sijn geweest, soo dattet valsche calumniën sijn, dien de vrou van de schoenlapper hem naegeeft.
Eyndende hiermede sijne ware verclaringe, dien hij des noot ende versocht sijnde met solemnelen eede beloofde te bevestigen.
Aldus gedaan ten huyse ende ter presentie van Gerrit Iffz Crabbedam ende Thijs Symonsz, beyde van Avenhorn, ten dato als boven.
(Zie: Krabbendam, Gerrit IJfs en: Simons, Tijs.)
N.B.: Een calumnie is laster, smaad, kwaadsprekerij (Van Dale, WNT).