Zie ook: 3872/245, 246A; 3873/206; 5413/024, 025, 031, 032.
Betreft het armengeld, dat geheven wordt over verkoop en verpachting van onroerend goed in de zgn. ‘Overleeker landen’ onder Nibbixwoud, d.w.z. over het gebied tussen de Zwaagdijk en de Kromme Leek. Zwaag maakt er aanspraak op.

Rekest van de regenten van Nibbixwoud aan ‘hare ghelanden van Overleeck’.
Deze akte is ongedateerd, niet ondertekend en onvolledig (de onderkant is afgebrokkeld), en er wordt geen enkele persoonsnaam in genoemd.

De bovenstaande datering is ontleend aan die van de 3872/246A.
‘Alsoo de landen gelegen Overleeck bij noorden de Swaechdijck, resorterende onder de dorpe Nieubucxwoud, gemeen sijn ende altijt geweest hebben, voor memorie ende gedachtenisse van alle menschen, in het dragen van alle lasten ende swarich[ey]t, met ende beneffens d’andere landen van de voors[chreven] dorpe, soo in dijckagiën, heere- ende ghemenelants oncosten, als anders, gene als de thienden uytgesondert, sijnde respectivel[ijck] gequotiseert ende geregistreert in alle de boecken ende registers bij de voors[chreven] dorpe berustende. Daerentegen de voors[chreven] Overleecker landen wederom ende niet min als d’andere dorpslanden genieten alle proffijten ende incomsten, van de Bennemeer, de huyre van de nieuwe landen ende [verg...?] lijf- ende losrenten, sonder eenich onderscheyt van gemeenschap tusschen hare ende de landen van Nieubucxwoude, als de thienden.

’t Is nu alsoo, dat de regenten van de dorpe Swaech onderscheyt willen maecken tusschen de voors[chreven] landen, derhalven questie moveren, soeckende tot haer te trecken het armegelt dat over de v[er]coopinge van de voors[chreven] Overleecker landen comt te vallen, ende alsoo de armen van Nieubucxwoud seer geerne daervan souden willen berooven. ’t Welck een saecke is geheel absurd ende bij niemant meer gebruyckel[ijck], sijnde met Hauwert ende alle andere (onder wiens banne ende restricte de landen van Overleeck elcx respectivel[ijck] sijn leggende) alsoo gelegen, dat niet alleen de voors[chreven] landen met d’andere landen mede in gemeenschap sijn in vougen als boven, maer oock het armegelt dat over de v[er]coopinge van de landen van Overleeck comt te vallen bij de respective dorpsen ende plaetsen, elcx onder sijn resort mede wort genoten.

Soo is’t dat wij vredemakers, vroetschappen ende armevoochden van Nieubucxwoud dese saecke alsoo v[er]staen: Indien de regenten van Swaech ons hinderl[ijck] sijn in de gemeenschap als boven ende ons mochte comen te berooven van de voors[chreven] aelmissen, die onse armen billijcken ende met recht toecomen, ende tot desen toe altijt genoten hebben, dat wij alsdan genootsaeckt souden wesen alle landen van Overleeck uyt onse gemeenschap te doen stellen, ende af te snijden van alle onse voordeelen ende proffijten, ’t welcke nochtans tot groote v[er]werringe soude uytvallen, ende wij mede niet geerne souden doen. Hebben derhalen goet ende noodich gevonden desenaengaende met de voors[chreven] ghelanden van Overleeck te spreecken, ende dit naervolgende aen d’selve te v[er]soecken ... weten of d’selve ghelanden van Overleeck welgesint ende genegen sullen sijn uyt alle onse gemeenschap over te gaen ende in de gemeenschap van Swaech [... ...ne] aldaer hare armegelden ende andere haere lantsoncosten te betalen, ofte d’voors[chreven] ghelanden voortaen in alles één ende gemeen met [de dorpe van Swaech?] sullen willen blijven in soodanigen staet ende gelegenth[ey]t als voren is [... ...] altijt tot desen toe geweest is. Versoeckende heerop [sic] hare...’
Hierna is het papier weggebrokkeld.