Verklaring van goed gedrag voor een echtpaar te Grosthuizen, dat van plan is (terug) te verhuizen naar de Beemster.
Op verzoek van Dirck Jansz en Anne Jans, echtpaar te Grosthuizen (zie: Jans, Dirk en: Jans, Anna), verklaren Dirck Engelsz en Claas Cornelisz, regerend vredemakers, ook wel burgemeesters genoemd, van Grosthuizen (zie: Engels, Dirk en: Kornelisz, Klaas), over de requiranten, dat ‘sij van voornemen waren haare domicilie ende woonplaatse in de Beemster te nemen, alwaar sij voor desen hebben gewoont.

Dienvolgende v[er]claarden ten versoecke als boven, dat den gemelden Dirck Jansz ende Anne Jans omtrynt thien jaren hare inwoonders sijn geweest en[de] haar den voorsz[eyde] tijt eerl[ijck] ende vroom hebben gedragen in handel ende wandel, gelijck eerlijcke en[de] vroome lieden toestaat te doen – voor sooveel ons is bekent.
V[er]soeckende derhalve aan den e[dele] bailju ende hooge hemraden [sic] van de Beemster, ofte dengeenen die dese onse opene letteren v[er]thoon[t] sullen werden, de meergemelde lieden voor soodanigh te erkennen en[de] aen te nemen, alsmede in haar voornemen behulprij[ck] te sijn, waar bij ons vruntschap enden de requiranten een besonderen weldaat sal geschieden.
Versoeckende hiervan acte, welcke is desen. Aldus gedaan ten huyse van de voorsz[eyde] van de voorsz[eyde] [sic] Dirck Jansz, ter presentie van Dirck Jansz in de Beemster ende Jacob Madder van Enckhuysen, getuygen van geloove met mij not[ari]s hiertoe versocht, ten dato als boven.’
(Zie: Jans, Dirk en: Madder, Jakob Jans [handtekening].)