Verklaring van goed gedrag voor een echtpaar te Grosthuizen, dat van plan is te verhuizen naar de Beemster.
Heyn Jansz (zie: Berkhout, Hein Jans, zie ook handtekening) en Dirck Engelsz (zie: Engels, Dirk), vredemakers ‘ende regeerders’ van Grosthuizen compareren op verzoek van Pieter Jacobsz en Maartje Jacobs, een echtpaar te Grosthuizen (zie: Jakobs, Pieter en: Jakobs, Maartje), ‘dewelcke haar deposanten haden [sic] te kennen gegeven van voornemen waren haare domicile [sic] ende woonplaatse voortaen in de Beemster aan de Middelwegh te nemen, en derhalven versocht dese acte van haar leven ende wandel.

Soo is 't dat sij deposanten verclaren bij schryftelijcke woorden in plaatse van ede, hoe waar is dat de req[uiran]ten in desen sijn luyden met eeren, staande ter goeder naam ende faam, van vroome ouderen geboren en goeden huyse sijnde, en van kintsbeen aff in onse voorsz[eyde] dorpe hebben gewoont en sijn opgevoedt, ende derhalven met egeene delecten [sic] besmet sijnde voor sooveel haar is bekent.
V[er]soeckende daaromme aen den e[dele] balju, hooge hemraden [sic] ofte schoudt van de Beemster, ofte die dese onse opene letteren v[er]thoont sullen werden, de voorn[oemde] req[uiran]ten voor soodanigh te erkennen ende aen te nemen, waarbij ons vruntschap en haar een besondere weldaat sal geschieden, belovende 't selve in diergelijcke voorvallen t'allen tijden te verschul[digen]. Versoeckende hiervan acte, welck is dese.
Aldus gedaan ende gepasseert ten huyse mijns not[ari]s staande tot Avenhorn, ter presentie van Gootjen Huybersz ende Pieter Corn[elisz], mijne geburen, getuygen van geloove met mij not[ari]s hiertoe versocht, ten dato als boven.’
(Zie: Huiberts, Gootje en: Kornelisz, Pieter.)