Betreft het sloten van een sloot te Nibbixwoud, in opdracht van de burgemeesters van Hoorn.
Op verzoek van de 2 regerende vredemakers van Nibbixwoud (in Nibbixwoud zijn dat ook altijd vroedschappen) attesteren 3 inwoners van Nibbixwoud.

Zij verklaren dat omtrent midden oktober 1634 ‘mijn Ed[ele] h[eeren] burgemees-teren der stede Hoorn van wegen ende aengaende haar stadt besteet hebben te slooten de Zijpersloot, leggende tusschen de Wijsent ende de Gou, in ’t oost-eynde ende in de banne van Nibbucxwoudt ende dat op een roed wijtte deselve sloot te moeten maecken. Vorders verclaeren sij comparanten dat Pieter Dircsz van de Wijsent van deselve sloot heeft aengenomen 25 roeden van de Wijsent aff na de Gou toe, de roed voor 5 st[uyver]s. Item Pieter Jansz voorn[oem]t’ (= 1e deposant) ‘daer vanaf mede na de Gou toe 25 roeden, de roed voor 7 st[uyver]s, Maerten Jansz voorn[oem]t’ (= 2e deposant) ‘daeraen mede na de Gou toe 25 roeden, de roed voor 7 st[uyver]s 8 p[enning]en ende de voorsz[eyde] Pieter Fransz’ (= 3e deposant) ‘hebbende daer aen de reste aengenomen tot het ende toe 25 roeden, de roed voor 8 st[uyver]s.
Verclaert den selven Pieter Fransz vorders’ (= 3e deposant) ‘dat hij van de voorn[oemde] heeren burgemeesteren in haren camer tot Hoorn ontfangen heeft alle het gelt ’t gunt de voors[zeyde] aennemers van het maken van de voorsz[eyde] sloot waren competerende, de somme van 33–2-8’ (ƒ 32:2:8).