Toelichting zoeken

U doorzoekt hier de complete collectie van het Westfries Archief.
Klik op de info-knop boven de zoekbalk voor tips bij het zoeken. 

Voor bouw- en hinderwetvergunningen hebben we een speciale zoekpagina.

Wilt u de originele stukken raadplegen die u heeft gevonden? Vraag het stuk dan aan via de knop Aanvragen en kom langs tijdens onze openingstijden. Meer uitleg over het aanvragen van stukken vindt u hier.

Uw zoekacties: herberg De Vier Heemskinderen (!)

Objecten

beacon
 
 
Notariële akte
Attestatie, 17-2-1731
Notaris:
Muus Dool
Plaats notaris:
Abbekerk
Soort akte:
Attestatie
Persoon in notariële akte:
1 Anna Adriaans? / Arends?  
2 Augustijn Sijbrands  
3 Pieter Sijbrands  
4 Klaas Kaagman  
5 ? (onbek. man)  
6 ? (onbek. man)  
7 Simon Jans  
8 Jan Mops  
9 ? (onbek. man)  
10 Grietje Kornelis  
11 Dirk Kornelisz  
12 NN  
13 Klaas? (!) Fransz?? (!) Kloek? (!)  
14 NN  
15 Adriaan (!) Fransz (!) Bredenhof, v. (!)  
16 Dirk Jans  
17 Jakob Klaasz Bulloper  
18 Klaas Pieters Bakker (!)  
Object:
herberg Herberg  
weg/dorpsdeel Oosteinde  
weg/dorpsdeel Westeinde  
herberg De Vier Heemskinderen (!)  
Annotatie1:
Wèl een notariële akte.
Betreft belegering van een huis te Wognum met het doel de bewoner te dwingen tot afstand van een deel van zijn boedel.
Annotatie2:
Op verzoek van Pieter Sijbrants in het Westeinde van Wognum (zie: Sijbrands, Pieter) verklaart Anna Aris (zie: Arends?/Adriaans?, Anna), gehuwd met Augustynis Zijbrantz in de Weere onder Abbekerk (zie: Sijbrands, Augustijn), het volgende: ‘Dat sij deposante haer een geruyme week voor den 2 feb[ruary] laestleden hebbende opgehouden ten huyse van gen[oemde] req[uiran]t Pieter Sijbrants, dat sij deposante, op den 2 deser haer hebbende bevonden bij hare vrienden in Nibbixwoude, tegens den avont uyt het oosteynde van Wognum wederom is gegaen naar ’t huys van den req[uiran]t, dat sij deposante ontrent 6 uuren nabij des req[uiran]ts huys op d' weg sijnde gepasseert Claes Caagman’ (zie: Kaagman, Klaas) ‘en twee andere persoonen, en voorts gekomen tot aan des req[uiran]ts huys, aldaar op d' werf heeft gevonden Symon Jans’ (zie: Jans, Simon) ‘en Jan Mopsz’ (zie: Mops, Jan) ‘benevens nog een persoon, dewelke sij goedenavond hebbende gesegd, ende van haer insgel[ijks] bejegent, wierde gevraagt aan haer deposante: “Sijt gij snaer van Pieter, en diegeene welke ten tijde van ’t begraven van Griet Cornelis alhier in huys mede present sijt geweest?”’ (Zie: Kornelis, Grietje.) Ende bij haer deposante sijnde geantwoort “ja”, herhaalden die persoonen: “Ons dunkt mede alsoo dat gij die vrou waert. Laet Pieter uw dan inlaten.” Waarop sij deposante aan de agterdeur riep: “Pieter, Pieter, laet mij in.” Ende waerop bij voorn[oemde] Pieter een weynig sijnde geswegen, die luyden mede riepen: “Pieter, laet u snaer in, hoe kunt gij soo onbarmhartig sijn, en laten haer niet in.” Terwijl sijlieden haer deposante gedurig aan, en nabij het lijf bleven.
Annotatie3:
Waerop door de req[uiran]t aan haer deposante wierde gesegt: “Ik kan u e[dele] niet inlaten om die andere luyden, maer gaet gij hier tegensover naar Dirk Cornelisz. Ik sal over een weynig tijts sien aldaer bij u te komen.”’ (Zie: Kornelisz, Dirk.) ‘Waerop door haer deposane sinde gesegt: “Ja, kom dan mag ik heengaen. Het is alhier geen playsier te staen.” Waerop aan haer deposante wierde gesegt door gen[oemde] persoonen: “Neen, dat is het niet, vrou, dog wij sullen evenwel desen nagt alhier moeten huyshouden.” Daerop sij deposante is gegaen ten huyse van gen[oemde] Dirk Corn[elisz] ende heeft aldaer het voors[eyde] geval ende den toestant van saken voors[eyt] verhaelt.
Annotatie4:
Dat voorts sij deposante anderdaags ’s morgens tussen ses en seven uuren, haer wederom heeft begeven naar des req[uiran]ts huys. Dat sij depo[san]te alsdoen aldaer nog vonde vier van gem[elde] persoonen, tegens welke sij deposante hebbende gesegt: “goedenmorgen”, door voorn[oemde] persoonen insgel[ijks] tegens haer deposante wierde gesegt: “Goedenmorgen, vrou, komt gij daer wederom aan?” Dat daerop door gen[oemde] persoonen wierde gesegt: “Dat sal niet mackel[ijk] gaen, want wij hebben deuren en vensters gestut. Pieter deede het venster op, die soude d’ met den aap hebben doorgegaen en dan souden wij met ledige handen hebben staen kijken.” Waerop sij deposante sijnde voortgegaen tot heel aan de agterdeur, voorn[oemde] persoonen tegens haer deposante seyden: “Roep nu aan Pieter, dat hij u inlate. Segt Pieter: Laet u snaer in.” Dat sij deposante daerop seyde: “Wel, dat kan Pieter niet doen, dese deur is ook vast met een end pael en voorts wel soo gebonden, dat Pieter mij niet kan inlaten.” Seggende daerop de voorn[oemde] persoonen: “Maekt gij hem los.” Daerop sij deposante antwoorde: “Dat kan ik niet doen, hij is mij al te vast gebonden.” Daerop sij deposante wederom van verre tegens den req[uiran]t hebbende gesproken, is heengegaen, naardat sij alle deuren en openingen van des req[uiran]ts huys wel beset en van buyten digtgemaekt heeft gesien, sijnde onder anderen een ladder tegens een kruyscosijn aangestelt, met het eene eynde in d' gront ende het andere eynde eynde [sic] van deselve, tegens de vensters, om[m]e deselve alsoo daermede wel vast toegesloten te houden.
Annotatie5:
Dat sij deposante vervolgens, nadat voorn[oemde] persoonen hadden gesegt tegens haer dep[osan]te: “Komt over een paer uuren wederom, dan sullen wij wel maken, dat d' deur open is, al soud hij ook op d' vloer en opengeslagen worden,” wederom is heengegaen, en gekoomen ten huyse van meergem[elde] Dirk Corn[elisz], alwaer al hetselve alsoo aan hem en sijn meydt heeft verhaelt, seggende: “Daer kom ik wederom,” en gevraegt: “Hoe is dat soo?”, bij haer deposante wierde geantw[oor]t: “Alle deuren en vensters sijn van buyten gebonden en gestut. Ik kon er niet in.”
Seggende onder anderen, met opsigt dat de ladder gevraagt van waar die was, sulx niet te weten. Het mogte sijn, dat Pieter hem buyten deur aan ’t hoy hadde gehadt, om daerop te klimmen.
Annotatie6:
Present geweest te sijn, dat d' bode en dienaer sijn aangekomen, hebbende de dienaer een swaren ijseren hamer bij sig. Dat vervolgens den req[uiran]t is toegeroepen en ernstig te meermalen aangemaant om de deur te openen, nadat bevorens door opgem[elde] persoonen de stut en touwen van d' zijdeldeur waren losgemaekt, hij req[uiran]t vroegh, of hij dan sulx v[er]pligt was, ende daerop eenpaerl[ijk] en met veel versekeringe sijnde geantwoort: “ja,” ende dat sijlieden daer waren gekomen met en uyt order van den schout, door den req[uiran]t de deur van binnen is los- en opengemaekt geworden, als wanneer de meergen[oemde] persoonen met den anderen en alsoo tesamen sijn ingekomen, ende papieren en schriften sijn afgeëyscht geworden, en die geleesen sijnde, onder anderen een van de voorn[oemde] persoonen tegen den req[uiran]t seyde, met name Dirk Jans: “Hadden wij jou duyvel te nagt gehadt...”, wijsende met d' vuyst. En verders seggend den een tegens den anderen: “Seg nu maer: Hout op, wij bennen hier als magthebbende.” En wijders aan den req[uiran]t gesegt: “Den halven boedel moet aan dese vrienden ofte des mans vrinden gaen, en daerom moeten wij nu alles opschrijven, en dat sal vrij wat gelt kosten gijlieden moet accordeeren.” Waerop Claes Caegman seyde: “Ja, dat hebben deselve regtsgeleerden ook gesegt, met welke wij hebben gecosulteert.” Voegende haer alle daerbij, seggende: “Nu moet alles opgeschreven en met een stuk op sijn op sijn plaetse blijven, ten ware gij accord[eer]t.” Herhalende sulx tot ontelbare reysen. Seggende dan wederom anderen van haar: “Neen, accorderen sullen wij niet, wij sullen het tot een seletje toe opschrijven, en ompleyten, dat er niets over sal blijven.”
Annotatie7:
Dat vervolgens naer veele redenen en moeylijkheden en twistwoorden den req[uiran]t als radeloos heeft geseyt: “Moet dit dan soo, dan sal ik mij van u af sien te maken”. Seggende: “Mijn God, hier schijnt, of ik weet anders geen raet toe.”
Dat hij req[uiran]t vervolgens, maer als op een bof, onder protestatie dat sijn geheele capitael en alle nalatenschap soo veel niet waerdig was, is geaccordeert op 700:0:0, en voorts als bij contract staet gemelt.
Dat alle voorn[oemde] persoonen alsoo sijnde heengegaen en vertrocken naer de herberge om ’t accord te schrijven, een wijl tijts daernae den dienaer wederom aan des req[uiran]ts huys is teruggekomen, roepende: “Pieter, waer sijt gij, gij moet aanstonts komen en prengen u papieren mede, sonder vertoef, hoort gij dat wel, of wij komen wederom.”
V[er]klaerende voorts de deposante, wel te hebben vernomen, dat ’t opgem[elde] accoordt hem req[uiran]t tegens ’t zin was, klagende hetselve boven sijn vermogen te sijn, hoopende en wenschende nog hetselve te ontsnappen.’
P.S.: Met ‘als op een bof’ wordt bedoeld, dat de overeenkomst eigenlijk nietig is.
Toegangsnummer:
1685 Notarissen in West-Friesland tot 1843, 1552-1843
Inventarisnummer:
135
Aktenummer:
56
Status:
De voor- en achternamen in de index van deze akte zijn gestandaardiseerd

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
 
 
 
chat loading...