Contract tussen de ‘regeerders’ van Grosthuizen, Avenhorn en Scharwoude betreffende het aanstellen van een gemeenschappelijke vroedvrouw, en het bouwen van een huisje voor haar in Grosthuizen.
Compareerden Heyn Jansz, oud-vredemaker en rijkdom (zie: Berkhout, Hein Jans, zie ook handtekening) en Jan Baersz, mede oud-vredemaker (zie: Groot/Baars!, Jan Berts?!/Klaasz!, zie ook handtekening), beiden te Grosthuizen, (doorgestreept: Gootjen Claesz, zie: Winders!, Gootje Klaasz) Jan Cornelisz, regerend vredemaker (zie: Snijder!, Jan Kornelisz) en Jan Ewoudtsz, rijkdom (zie: Ewouds, Jan Pieters!), beiden te Avenhorn, en Jan Dircksz Snijder (zie: Snijder, Jan Dirks) en Cornelis Pietersz (zie: Pieters, Kornelis), oud-vredemakers van Scharwoude, allen ook namens hun mede-regeerders.

Zij verklaren ‘met malkanderen aengegaen ende besloten te hebben seker contrackt, over de aenneminge van haren vroedvrouwe, alsmede 't versorgen ende timmeren van den van een huysjen voor deselve, ende 't continueel onderhoudt vandien.
Ende dewijle 't voorn[oemde] contrackt tot op heden niet en was besch[re]ven, beducht sijnde wel eenige questiën ende geschillen tusschen de respective regenten soude connen ontstaen, daarinne willen voorsien, ende v[er]claerden respectivelycken de voorschreven rengeerders [sic] met malkanderen overeen-gecomen te sijn in manieren als volght: Eerstelijck is geconditioneert, dat de vroevrouwe [sic] bij haar aengenomen, hare woonplaetse continuelycken, soo lange sij in dienste van de voorsz[eyde] dorpen is, tot Grosthuysen beoosten de kerck sal moeten nemen ende houden.

Ten anderen, dat derhavlen de respective regenten van Grosthuysen voorn[oemt] de helfte van haar jaerlijcks onderhoudt ofte salaris, mitsgaders de timmeragie ende onderhoudt van hare wooninge sullen moeten contrybueren.
De respective regenten van Avenhorn sullen ten opsichte als booven contribueeren een gerechte vierde part van denselven erve, wooninge, onderhoudt ende salaris.
Schaarwoude sal iensgelijcks een gerechte vierde part, ende oversulcks even sooveel als Avenhorn, tottet erve, wooninge, onderhout ende salaris contry-bueeren.
Eyndelijcken sullen, ingevalle eenige comparytiën ten opsichte voorsz[eyde] deselve ordre in 't betalen van de v[er]teerde costen, als van 't salaris, 't versorgen van de wooninge ende 't onderhout vandien wert gedaen, te weten Grosthuysen de gerechte helfte, Avenhorn ende Scharwoude elck een gerechte vierde part, als borge.
Tot naecominge van 't geene voorsz[eyt] staet, v[er]binden sij comp[aran]ten, elck voor sooveel het hem ofte haar aengaen mach, ex ostitie, der voorsz[eyde] dorpen hare goederen ende inckomen, deselve submitterende ten bedwanck van alle heeren, recht, rechteren ende excecutiën.
Aldus gedaen tot Grosthuysen ten huyse van Pieter Suyder’ (zie: Zuider, Pieter), ‘herbergier in de Gesontheyt, ter presentie en[de] ten overstaen Pieter Symonsz ende Corn[elis] Jansz Schipper, getuygen van geloove met mij not[ari]s hiertoe versocht. Datum als voren.’ (Zie: Simons, Pieter, en: Schipper, Kornelis Jans.)