Zie ook: 0189/096 (zonder annotatie).
Verzoek aan de regenten van Avenhorn door de verwanten van een problematische inwoner van Avenhorn, die opgesloten zit in Hoorn, om te zorgen dat hij niet in vrijheid zal worden gesteld.

Compareerden Maarten Pietersz, Pieter Cornelisz, Outger Martensz, Jan Martensz, Jan Pietersz, Taams Jansz, allen wonend op Oudendijk (zie: Pieters, Maarten; Kornelisz, Pieter; Maartens, Outger; Maartens, Jan; Pieters, Jan en: Jans, Tamis), Jan Jansz, wonende te Oosthuizen (zie: Jans, Jan), Pieter Claesz te Hoorn (zie: Klaasz, Pieter), Willem Gerritsz, Mieus Gerritsz, Claes Gerritsz en Cornelis Crijnz te Avenhorn (zie: Gerrits, Willem; Gerrits, Muus; Gerrits, Klaas en: Krijns, Kornelis), gezamenlijk de rato caverende voor Jacob Aerjaensz te Wognum (zie: Adriaans, Jakob) en Jan Teunisz (zie: Teunisz, Jan) en Cornelis Willemsz, beide in de Beemster (zie: Willems, Kornelis, die trouwens wèl een merkteken zet), ‘alle meeste vrunden ende bloetverwanten van Heyn Jansz ende sijne huysvrouwe Antie Mues’ (zie: Pelgrim!, Hein Jans en: Muus, Anna), ‘en[de] alsoo den gemelden Heyn Jansz nu omtrynt 5 à 6 weken geleden in aprehensie is genomen door de dienae[r]s van justitie des stede Hoorn, .

sij gesamenlijcken v[er]claerden dat menichmaal hebben gehoort, gemelden Heyn Jansz door vele baldadigheyt met schelden en[de] fulmineren aen verheyden parsoonen, alsmeden quaat trackteme[n]t aen sijme huysgenoten en spesialycken sijn voorsz[eyde] vrou, ende indien den voorn[oemde] Heyn Jansz in vrijheyt mochte werden gestelt, groote onheylen soude staen te vreesen voor sijne huysgenoten, soodat wellicht sijne vrijstellinge den ondergangh van sijne familie soude veroorsaken, en[de] niet alleen binnen sijnen huyse, maar de gantsche gebuerte in een ach en wee v[er]anderen, alsoo sij comp[arante]n niet wel een middel connen beramen door de v[er]scheydenheyt den [bedoeld is: der] humuren, en[de] tot voorcominge van soodanige gevreesde onheylen, soo dragen sij den gemelden Heyn Jansz op aen de respective regenten van Avenhorn, gelijck sij deselven opdragen bij desen, dat haar gelieve soodanigen middel uyt te vinden als haaren raat tot profite van den boel goetduncke sal
Belov[en] sij haar in geenen deelen meer met den voorn[oemde] Heyn Jansz te bemoyen, maar alles vrij ende bij ten hare kennisse te mogen uytwerken. Belovende hiertegens niet te doen ofte doen doen, onder verbant van den rechten daartoe staande, en[de] versochten hiervan acte.
Aldus gedaan ten huyse van de voorsz[eyde] Heyn Jansz, ter presentie van Jan Backer en[de] Jan Jansz, getuyge, sijne geburen hiertoe versocht, ten dato als boven.’ (Zie: Bakker/Waard!, Jan Kornelisz! en: Jans, Jan.)
P.S.: Deze akte is verkeerd om gebonden in de boekband, en begint dus als het ware met de achterkant van het blad.