Zie ook: 0130/027, 033, 034, 046.
Betreft al dan niet in dienst hebben van 2 kinderen als knecht en dienstmeid.

‘Dirk Jansz Boon, Pieter Dirksz en Mary Dirksd[ochte]r zijne kinderen’ (zie: Boon, Dirk Jans; Boon, Pieter Dirks, en: Boon, Maria?/Maartje? Dirks), ‘woonagtig aan het westeynde van Twisk, getuygen eenparig ter requisitie van Teunis Gerritsz van Twisk’ (zie: Gerrits, Teunis), ‘hunluyden zwager en oom respective, dat er noyt, direct nog indirect, tusschen hunluyden en den requirant eenig contract van huure, ofte beding van kost of loon is aangegaan. Dat selfs dienaangaande, tusschen hunluyden noyt eenige de minste onderhandeling of woorden zijn geweest. Veel min dat zijluyden tweede en derde deposanten zouden zijn in gestadigen dienst van den requirant, of door hem aangenomen om als knegt en meyt bij hem te woonen, of zijn werk te doen.
Maar dat ter contrarie waar is, dat de requirant, hebbende selfs geene kinderen, hem tweede en haar derde deposanten uyt enkele broederlijke liefde en genegentheyt als eygen kinderen heeft t’huysgehaalt, ende alsnog houdt.
De tweede en derde deposanten getuygen daarnevens, dat zijluyden ten huyse van den requirant hunnen oom geensins al het werk doen of gedaan hebben, maar gehouden werden alsof se des requirants eygen kinderen waren.
Allegerende voor reden van wetenschap de seekere kennisse, die zijluyden hiervan hebben. Presenterende derhalven dit geposeerde ten allen tijde nader te affirmeren, en solemneel gestant te doen. Opregt en ter goeder trouwe.’
N.B.: Dit heeft te maken met de heffing van het herengeld, dat geheven werd naar rato van het aantal personeelsleden in dienst.