U doorzoekt hier de complete collectie van het Westfries Archief.
Klik op de info-knop boven de zoekbalk voor tips bij het zoeken.
Voor bouw- en hinderwetvergunningen hebben we een speciale zoekpagina.
Wilt u de originele stukken raadplegen die u heeft gevonden? Vraag het stuk dan aan via de knop Aanvragen en kom langs tijdens onze openingstijden. Meer uitleg over het aanvragen van stukken vindt u hier.
1107 Stede en gemeente Grootebroek, 1364-1949
1107
Stede en gemeente Grootebroek, 1364-1949
Inleiding
laatste wijziging 11-12-2023
2.560 beschreven archiefstukken
65 gedigitaliseerd
totaal 746 bestanden
Inventarissen
2.13. Bijlagen
2.13.1. Regestenlijst
36 Philips van Bourgondië, graaf van Holland, verklaart dat de kloosters in Holland, Zeeland en West-Friesland hun bezit dermate sterk uitbreiden dat zij, indien men dat toestond, binnen enkele jaren het grootste deel van de landen aldaar zouden bezitten. Hij heeft daarom advies gevraagd aan onder meer de goede steden en zijn raad. Ofschoon een vertegenwoordiging van de kloosters de aanbevelingen heeft afgewezen heeft het convent van het Sinte Elisabettenhuys te Groitebroec verzocht hem de bepalingen van het advies te gunnen. Deze luiden als volgt:
een non zal persoonlijk geen erfenis mogen aanvaarden. Het klooster mag jaarlijks voor hoogstens 100 mark zilvergeld aan renten uit onroerende goederen en schuldbrieven ontvangen, en wel voor 100 gouden Engelse nobels uit West-Friesland en de rest uit bezittingen buiten West-Friesland maar binnen Holland of Zeeland gelegen, dat alles indien zich minstens 50 personen in het klooster bevinden. Aangezien het klooster momenteel niet tot het genoemde bedrag gegoed is wordt toegestaan dat elke vrouw die haar intrede doet haar bezittingen inbrengt. Voor zover de vrouw geen kinderen of kleinkinderen heeft zal het klooster de goederen, die het niet kan gebruiken, binnen een jaar moeten verkopen; 1/3 deel van de opbrengst moet in landsobligaties worden belegd, het overige staat ter vrije beschikking. In het andere geval zullen de (klein-)kinderen haar lenen en 2/3 deel van de goederen ontvangen, terwijl 1/3 deel aan het klooster toekomt. Het klooster is verplicht van de goederen van elke vrouw die intreedt een inventaris te maken, voor zover er althans nog geen authentieke inventaris is gemaakt, en deze ter beschikking van de erfgenamen te stellen. Het klooster heeft van de goederen het vruchtgebruik, maar de helft zal na de dood van de vrouw aan de erfgenamen toevallen. Als het klooster echter gegoed is dan keert het gehele bezit terug naar de erfgenamen van de betreffende kloosterlinge.
een non zal persoonlijk geen erfenis mogen aanvaarden. Het klooster mag jaarlijks voor hoogstens 100 mark zilvergeld aan renten uit onroerende goederen en schuldbrieven ontvangen, en wel voor 100 gouden Engelse nobels uit West-Friesland en de rest uit bezittingen buiten West-Friesland maar binnen Holland of Zeeland gelegen, dat alles indien zich minstens 50 personen in het klooster bevinden. Aangezien het klooster momenteel niet tot het genoemde bedrag gegoed is wordt toegestaan dat elke vrouw die haar intrede doet haar bezittingen inbrengt. Voor zover de vrouw geen kinderen of kleinkinderen heeft zal het klooster de goederen, die het niet kan gebruiken, binnen een jaar moeten verkopen; 1/3 deel van de opbrengst moet in landsobligaties worden belegd, het overige staat ter vrije beschikking. In het andere geval zullen de (klein-)kinderen haar lenen en 2/3 deel van de goederen ontvangen, terwijl 1/3 deel aan het klooster toekomt. Het klooster is verplicht van de goederen van elke vrouw die intreedt een inventaris te maken, voor zover er althans nog geen authentieke inventaris is gemaakt, en deze ter beschikking van de erfgenamen te stellen. Het klooster heeft van de goederen het vruchtgebruik, maar de helft zal na de dood van de vrouw aan de erfgenamen toevallen. Als het klooster echter gegoed is dan keert het gehele bezit terug naar de erfgenamen van de betreffende kloosterlinge.
1107 Stede en gemeente Grootebroek, 1364-1949
2. Inventarissen
2.13. Bijlagen
2.13.1. Regestenlijst
36
Philips van Bourgondië, graaf van Holland, verklaart dat de kloosters in Holland, Zeeland en West-Friesland hun bezit dermate sterk uitbreiden dat zij, indien men dat toestond, binnen enkele jaren het grootste deel van de landen aldaar zouden bezitten. Hij heeft daarom advies gevraagd aan onder meer de goede steden en zijn raad. Ofschoon een vertegenwoordiging van de kloosters de aanbevelingen heeft afgewezen heeft het convent van het Sinte Elisabettenhuys te Groitebroec verzocht hem de bepalingen van het advies te gunnen. Deze luiden als volgt:
een non zal persoonlijk geen erfenis mogen aanvaarden. Het klooster mag jaarlijks voor hoogstens 100 mark zilvergeld aan renten uit onroerende goederen en schuldbrieven ontvangen, en wel voor 100 gouden Engelse nobels uit West-Friesland en de rest uit bezittingen buiten West-Friesland maar binnen Holland of Zeeland gelegen, dat alles indien zich minstens 50 personen in het klooster bevinden. Aangezien het klooster momenteel niet tot het genoemde bedrag gegoed is wordt toegestaan dat elke vrouw die haar intrede doet haar bezittingen inbrengt. Voor zover de vrouw geen kinderen of kleinkinderen heeft zal het klooster de goederen, die het niet kan gebruiken, binnen een jaar moeten verkopen; 1/3 deel van de opbrengst moet in landsobligaties worden belegd, het overige staat ter vrije beschikking. In het andere geval zullen de (klein-)kinderen haar lenen en 2/3 deel van de goederen ontvangen, terwijl 1/3 deel aan het klooster toekomt. Het klooster is verplicht van de goederen van elke vrouw die intreedt een inventaris te maken, voor zover er althans nog geen authentieke inventaris is gemaakt, en deze ter beschikking van de erfgenamen te stellen. Het klooster heeft van de goederen het vruchtgebruik, maar de helft zal na de dood van de vrouw aan de erfgenamen toevallen. Als het klooster echter gegoed is dan keert het gehele bezit terug naar de erfgenamen van de betreffende kloosterlinge.
een non zal persoonlijk geen erfenis mogen aanvaarden. Het klooster mag jaarlijks voor hoogstens 100 mark zilvergeld aan renten uit onroerende goederen en schuldbrieven ontvangen, en wel voor 100 gouden Engelse nobels uit West-Friesland en de rest uit bezittingen buiten West-Friesland maar binnen Holland of Zeeland gelegen, dat alles indien zich minstens 50 personen in het klooster bevinden. Aangezien het klooster momenteel niet tot het genoemde bedrag gegoed is wordt toegestaan dat elke vrouw die haar intrede doet haar bezittingen inbrengt. Voor zover de vrouw geen kinderen of kleinkinderen heeft zal het klooster de goederen, die het niet kan gebruiken, binnen een jaar moeten verkopen; 1/3 deel van de opbrengst moet in landsobligaties worden belegd, het overige staat ter vrije beschikking. In het andere geval zullen de (klein-)kinderen haar lenen en 2/3 deel van de goederen ontvangen, terwijl 1/3 deel aan het klooster toekomt. Het klooster is verplicht van de goederen van elke vrouw die intreedt een inventaris te maken, voor zover er althans nog geen authentieke inventaris is gemaakt, en deze ter beschikking van de erfgenamen te stellen. Het klooster heeft van de goederen het vruchtgebruik, maar de helft zal na de dood van de vrouw aan de erfgenamen toevallen. Als het klooster echter gegoed is dan keert het gehele bezit terug naar de erfgenamen van de betreffende kloosterlinge.
Datering:
1463 juni 21
NB:
Zolang het klooster nog niet gegoed is mag het legaten aanvaarden. Men is gehouden 2/3 deel te beleggen in landerijen en 1/3 deel te besteden voor de fabriek van het klooster. Bij overlijden zal 2/3 deel weer terugkeren naar de erfgenamen van de overledene. Wanneer het klooster eenmaal gegoed is tot 100 zilvermark jaarlijks dan zal het geen goederen meer mogen aannemen en zijn bezit alleen mogen uitbreiden met land dat het zelf bedijkt heeft. Geen non zal dan nog iets kunnen erven, tenzij ze het geld belegt in een lijfrente van ten hoogste 1 zilvermark per jaar. Het klooster zal, zolang het nog niet gegoed is, legaten mogen aanvaarden voor zover het legaat niet meer bedraagt dan 1/10 deel van het bezit van de legateur. Zodra het klooster gegoed is zal het in dergelijke gevallen de goederen weer in wereldlijke hand moeten brengen. Indien het dat niet doet zullen de goederen aan de armen vervallen. DE opbrengst mag slechts belegd worden in landerijen buiten de landen van de graaf, of besteed worden aan vertimmering van het klooster. Ook de goederen die een non bezit bij haar intrede zullen bunnen een half jaar verkocht moeten worden; het geld mag slechts buiten h et graafschap worden belegd. Zolang het klooster niet gegoed is zullen de nonnen alleen wol mogen weven om in hun eigen behoeften te voorzien. Is het klooster eenmaal gegoed dan mogen zij nog slechts linnen weven en verkopen. Evenals hun landbouwproducten zullen zij hun lijnwaden tolvrij mogen uitvoeren.
Zegel afgevallen.
Handv. van Gr., pag. 25
Zie: Bijdragen van het Bisdom Haarlem, nr. 45 (1928), pp.301-309
Zegel afgevallen.
Handv. van Gr., pag. 25
Zie: Bijdragen van het Bisdom Haarlem, nr. 45 (1928), pp.301-309
Zie ook:
laatste wijziging 27-08-2012
laatste wijziging 11-12-2023
2.560 beschreven archiefstukken
65 gedigitaliseerd
totaal 746 bestanden
Kenmerken
Datering:
1364-1949
Beschrijving:
Stede Grootebroek, Dorp Grootebroek, dorp Bovenkarspel, dorp Lutjebroek, gemeente Grootebroek, Burgerlijk Armbestuur Grootebroek, Levensmiddelenbedrijf Grootebroek, Werkloosheidscommissie Grootebroek, Woningbouwvereniging 'St. Jozef' , college van Landrijken van Grootebroek, Lutjebroek en Bovenkarpsel
Datering:
1364-1949
Plaats:
Grootebroek
Soort archief:
overheid
Omvang:
26815 mm
Licentie:
Openbaar:
Ja
Auteur:
W. Brieffies (1985, 1997)
laatste wijziging 11-12-2023
2.560 beschreven archiefstukken
65 gedigitaliseerd
totaal 746 bestanden