Schepenakte, dus een oud-rechtelijk stuk.
Betreft vertrek van 2 weduwen met hun kinderen uit Abbekerk, in ruil voor een soort vertrekpremie.

‘Bregt Michiels’, weduwe van Reyer Jansz’ (zie: Michiels, Brecht, en: Jans, Reier), ‘ende Maartje Michiels, weduwe van Rens Jansz (zie: Michiels, Maartje, en: Jans, Rens), ‘zusters, beyde woonende te Abbekerk, hebben aan de regenten van hetzelve dorp te kennen gegeven, dat haar voornemen is om met hare kinderen van hier te vertrekken, en haar burgerregt te quiteren, indien de welgemelde regenten konden goetvinden het eerste jaar huurpenningen van zeekere bleekerije, gelegen bij Alkmaar, die zijluyden hebben gehuurt om vijfenzeventig guldens ’s jaars, en waarmede zij zeyden met hare kinderen te zullen kunnen subsisteren, voor haar te betalen, ende daarenboven nog aan haar uyt te reyken de somme van twintig guldens, tot den inkoop van eenige provisie om dezelve bleekerije te beginnen.
Dezen voorslag hebben de regenten bij hunne resolutie van den 31e maart 1714 geaccepteert, en aangenomen de voorsz[eyde] vijfenzeventig guldens huurpenningen te betalen en de verzogte twintig guldens aan de opgenoemde Bregt en Maartje Michiels ter hant te stellen.
Welken volgende, zoo verklaren Bregt Michiels en Maartje Michiels voor haar en hare kinderen, bij dezen van haar poorterregt te Abbekerk volkomen afstant te doen, haar burgerschap aldaar te quiteren, en zich te verbinden noyt wederom binnen dezelve plaatze metterwoon te zullen komen, tenzij met speciaal consent en goetvinden van de regenten. Bedankende wijders de opgemelde regenten voor het onderhoudt aan haar en hare familiën tot dato gedaan.’