Wèl een notariële akte.
Betreft de verantwoordelijkheid voor onderhoud in de Vier Noorder Koggen.

Op verzoek van de ‘regeerders der dorpen Hoogtwoudt, Aartswoudt, Opmeer, Abbekerk en Lammerschage, uytmaakende het Hoogtwouder Ambagt of Kog in de Vier Noorder Koggen’, attesteren Pieter Corn(elisz) Leeuw (zie: Leeuw, Pieter Kornelisz), Pieter Pietersz Hes de Oude, Cornelis Pietersz Kay (zie: Kay, Kornelis Pieters) en de koggebaas Dirk Tadesz Spanjaardt (zie: Spanjaard, Dirk Tades) als volgt: ‘Dat sij deposanten weten, dat alle de vijf molensluysen leggende in den Noorder Zeedijk bewesten Medenblick, als eene bewesten Koppershorn, eene bewesten Lammerschaege, eene beoosten Aartsw[oud]t en twee bewesten Aartswoudt, alsmede de twee steygers, de eene bij Lammerschaag en de ander bij Aartswoudt, mitsgaders de Ov[er]toom aan ’t oostendt van Opmeer in de Wijsent, bij hun getuygen geheugen altijdt sijn geweest onder opsigt en directie, soowel wan ordinaar als extraordinaar onderhoudt en reparatie van den cogmeester in de Hoogtwouder Cogge.
Gevende sij deposanten tot reden van wetenschap in ’t gemeen, alle d’een hier en d’ander daar, aan gearrebeyt, en dan gesien te hebben, dat de coggemeester uyt de Hoogtwouder Cogh de gewoonelijcke toesigt nam en van anderen sulcs meermaelen gehoordt te hebben, en wijders tot meerder v[er]sterkinge nogh in ’t bijsonder Pieter Cornelisz Leeuw, dat in dier voegen de sluysen twintigh jaeren heeft geteerdt en door den coggemeester onder Hoogtw[oud]t betaalt is.

Pieter Pietersz Hes, dat hij of sijn vader, eer Pieter de Leeuw daaraan quam, deselve alsoo eenen voorigen tijdt van wel twintigh jaeren hebben geteerdt, en dat sijn vader ’t gelt van de Hoogtwouder cogmeester gehaalt heeft.
Laatstelijk Dirk Taedesz, dat hij in ruym agtien jaeren als coggebaas en daar tevoren wel vijftien jaeren als knegt de Vier Noorder Cogge heeft bedient en sijn gedeposeerd’ sodanigh bevonden. V[er]ders dat bij vernieuwinge der geheele sluyse bewesten Lammerschaagh in den jare 17c sestien ende het binnenende der Koppershornder in ’t jaar 17c vijffentwintig de namen van de regeerende koggemeesters met letters, hun beteekenende, daarop sijn gekapt geworden. Dat hij heeft gesien, en wijders bij ’t afbreecken van oude als anders hem is gebleecken, dat op die sluysen altijd de naemen der vorige koggemeesters uyt Hoogtwoudt, dewelcke hij alle heeft gekent, hebben gestaan, wesende de bijgevoegde outste sijfergetaelen daarvan al van ’t jaar 16c negenentseventigh en 16c sevenentagtigh aan de sluys bewesten Lammerschaagh en aan de sluys bij Koppershorn 16c negenentagtigh.
Pieter Leeuw en Dirk Taedesz v[er]klaren nog, dat de tegenwoordige molensluys bewesten Koppershorn legt in den bedrijve van Lammerschaagh en mitsdien mede onder de Hoogtwouder Cogge.
De deposanten presenteren yeder in ’t sijn, hun gedeposeerde desv[er]sogt en v[er]eyst werdende nader met eede te stercken.’