Wèl een notariële akte.
Betreft geschil over de verdeling van de verdiensten aan verrichte dijkwerken.

Op verzoek van Dirck Jansz Weel te Lambertschaag (zie: Weel, Dirk Jans) attesteren Dirk ‘Manhans’ - zelf tekent hij met Dirck Pietrsen Manhnts - (zie: Manshanden, Dirk Pieters), oud 42 jaar en Gerrit Jansz Waert (zie: Waard, Gerrit Jans), beiden te Kolhorn, als volgt: ‘Dat sij deposanten, sijnde wierschippers, nog wel te weten ende in goede geheugenisse hebben in de jare 1742, soo aan d' 4 Noorder Coggen Dijk als aan de dijk van ’t Regterlant, aan den req[uiran]t Dirk Weel, Cornelis Groen’ (zie: Groen, Kornelis Jans!) ‘woonende te Abbek[erk] ende Jan Leek woonagtig te Lamberschage, als aannemers of dijkbaesen, verscheyden schepen wier hebben gelost ende aan hun gemeene werken gelevert.
Dat sij getuygen bij die gelegentheyt veelmaelen ende op v[er]scheyden tijden uyt de mont van Jan Leek selfs, als van Corn[elis] Groen, hebben hooren seggen ende sulkx ook wel duydelijk bemerkt, dat den requirant mede portie ende deel hadde in de voors[eyde] aangenomen wierwerken, ja dat sij getuygen ook bij die gelegentheyt in ’t maken van gen[oemde] dijken ende bijsonder in de reekeninge - ende betalinge die gen[oemde] Jan Leek aan hun getuygen wel gedaen heeft - den requir[an]t als baes ende boekhouder over de gen[oemde] leverantie van de wier is geweest, ende mede bij het setten van de gen[oemde] ’t samen aangenomen wierdijken hebben ontmoet, ende bij wien dat sij getuygen ook hebben bevonden, dat deselve eene goede aanteekeninge en opschrijvingen van hunne geleverde wier hadde gedaen.
Gevende sij getuygen voor redenen van wetenschap alle het voors[eyde] te hebben ondervonden, gehoort, gezien, en wijders als in den text.’