Opgesteld op verzoek van weesmeesters van Grootebroek en Bovenkarspel en voogden van de voorkinderen van ene Pieter Bot. Betreft de wijze waarop een zekere man (voogd) een op haar sterfbed liggende vrouw te Grootebroek bij het maken van haar testament heeft weten te overreden - min of meer tegen haar zin klaar-blijkelijk - een groot stuk land gelegen 'achter Bovenkarspel', genaamd het Zand, op zijn naam te stellen, zogenaamd om het op deze wijze aan de kerk te doen toekomen. De inmiddels overleden vrouw had er blijkbaar meer vrede mee gehad als het een ander, kleiner stuk land had betroffen, gelegen 'achter Broeck'.
Verder zou de voormalige dienstmeid van de overledene daar ten huize nooit een bepaalde notaris hebben gezien.