Zie ook: 0189/037; 0223/020.
Betreft het vaderschap van een buitenechtelijk geboren jongetje op de Kathoek onder Grosthuizen.

Op verzoek van de armenvoogden van Grosthuizen attesteren Aefjen Aerjens, ‘bedaechde vroedmoer’ van Schermerhorn (zie: Adriaans, Aaf), en Pietertjen Jans, oud 52 jaar (zie: Jans, Pietertje), Aecht Isbrants, oud 32 jaar (zie: IJsbrands, Aag), Neltjen Pieters, oud 32 jaar (zie: Pieters, Neeltje?/Petronella?), Ael Walinghs, oud 32 jaar (zie: Waligs, Aal), Neeltjen Nanninghs, oud 27 jaar (zie: Nannes, Neeltje), Mary Claes, oud 36 jaar (zie: Klaas, Maria?/Maartje?) en Aecht Claes, oud 34 jaar (zie: Klaas, Aag), allen wonend op de Kathoek onder Grosthuizen.
Zij verklaren ‘op eere, trouwe ende vromigheyt in plaetse van eede waer ende waerachtigh te wesen, dat Neel Jorisd[ochte]r’ (zie: Joris, Neeltje) ‘op den voorsz[eyde] 8.en deser lopende maent november is bevallen van eenen jongen soon, en dat de voorsz[eyde] vroedvrouwe in presentie van de voorsz[eyde] geburinnen den voorn[oemde] Neel Joris wel strectelycken heeft afgevraeght voor Godt en op haer conciëntie, wie doch – dewijle sij niet getrout en was – de vader van het kint 't welcke sij baren souden, mochte wesen, en heeft daerop v[er]claert niemant anders bekent te hebben als Mues Avensz alias Mues Jansz op den Oudendijck’ (zie: Avis, Muus Jans).

‘En andermael noch strectelycker afgevraeght sijnde v[er]claerden als vooren niemant anders noyt haer leven bekent te hebben als de voorsz[eyde] Mieus Jans. Allegerende sij alle gesamentlijck voor redenen van wetenschap, dat sij daer alle present sijn geweest, wanneer der voorsz[eyde] vroedvrouwe de voorsz[eyde] Neel Joris heeft afgevordert wie de vader van 't kint was, 't welcke sij baren soude, en 't antwoort als vooren hebben hooren ontfangen.
Presenterende 't selve, soo wel sij Aeffen Aerjens als alle de geburinnen, 't selve des noot en besonderlycken daertoe v[er]socht sijnde nader te affirmeren.
Aldus gedaen en gepasse[ert] ten huyse van Mary Claes op 't Slimdijck, ter presentie van Jan Corn[elisz] en Claes Heyndr[ycksz], getuygen van geloove met mij notaris hiertoe versocht. Dat[um] ut supra.’
(Zie: Kornelisz, Jan en: Hendriks, Klaas.)