Zie ook: 0224/046.
Betreft een verkochte, naar verluid onvruchtbare, koe.

Op verzoek van Jan Jansz Nierop te Berkhout verklaart Jan Cornelisz Putsen, timmerman te Hoogkarspel (zie: Puts, Jan Kornelisz), dat ‘Cornelis Jansz Metselaer, hem wel bekent’ (zie: Metselaar, Kornelis Jans), ‘woonen[de] op 't Weyver in de ban van Venhuysen, tegen hem attestant heeft geseyt, dat hij een swerte koe nu Hoorense Marckt op den herfst lestleden heeft gecoft op de marckt tot Hoorn van Dirck P[iete]rs Goethart uit Hoochcarspel’ (zie: Goedhart, Dirk Pieters) ‘onder dese conditie, dat hij Goethert seyde - ende dito koe soo aen hem heeft v[er]coft - niet weten[de] of dito koe gelt ofte kalf was. Maer seyde, dat Goethert hem met de voet stiet.
Geven[de] hij attestant voor redenen van wetenschap deselve Metselaer seer wel te kennen, seggen[de] dat sij veele dagen bij maelcanderen hebben gearbeyt, ende dito koe wel te kennen, hebben[de] dito Metselaer met de voorsz[eyde] swerte koe sien op de marckt staen op de v[oor]s[eyde] tijt dat hij hem van Goethert gecoft heeft.
't Geene voorsz[eyt] is v[er]claert hij attestant de waerheyt te sijn, presenterende 't selve desnoots daertoe v[er]socht sijnde 't selve solemneelyck te bevestigen onder 't v[er]bant als naer rechten daertoe staen[de]. Alles oprecht, des ten oirconde is deze tot teecken van waerheyt bij de voorsz[eyde] attestant selfs geteeckent, in kennisse van mij...’
N.B. 1: De genoemde Kornelis Jans Metselaar wonende op Twijver in Venhuizen, die ook metselaar van beroep was – hij werkte vaak samen met de attestant, de timmerman Jan Kornelisz Puts uit Hoorgkarspel – is dezelfde koper (en vervolgens weer verkoper) van de koe als degene die in akte 0224/044 abusievelijk Jan Metselaar wordt genoemd.
N.B. 2: Zie voor de Hoornse koemarkt N.B. 2 en voor gelte (of: gelde) koe N.B. 4 bij de annotatie van 0224/044.