Zie ook: 0375/008, 009.
Betreft verrichte werkzaamheden op een boerenplaats te Westwoud, die eigendom is van de dijkgraaf van Drechterland.

Op verzoek van een inwoner van Westwoud attesteert een uit Maurik in Gelderland afkomstige man, dat hij in mei 1727 bij een nu overleden voormalige burgemeester van Enkhuizen in dienst was gekomen als tuinman en koetsier; hij is daar vervolgens meer dan 2 jaar in dienst gebleven. Aanvankelijk had de requirant in deze bij deze oud-burgemeester in dagloon gewerkt in de tuin van de plaats te Westwoud, maar enige weken daarna al was zijn meester met hem overeengekomen dat hij de hele tuin te Westwoud zou onderhouden, behalve de moestuin, meloenbakken en bloemen, die de verantwoording zouden blijven van de deposant in deze, echter met dien verstande, dat wanneer de deposant niet met zijn meester op de plaats te Westwoud aanwezig kon zijn, hij de requirant zou instrueren wat hij moest doen aangaande de moestuin, meloenbakken en bloemen. De requirant zou de deposant op zijn beurt assisteren met het scheren van de omheinigingen en anderszins, wanneer laatstgenoemde op de plaats aanwezig was. Er was dus tussen de deposant en de requirant een soort baas-knecht-verhouding.
Dit is zo tot mei 1729 gegaan, maar na het overlijden van de oud-burgemeester van Enkhuizen is de deposant bij de dijkgraaf van Drechterland – erfgenaam van de overledene – blijven wonen tot Allerheiligen (1 november) 1729, gedurende welke tijd de deposant nooit meer iets heeft gedaan aan de moestuin, meloen-bakken en bloemen (dit werd hem ook niet opgedragen door de dijkgraaf); dit werk is toen namelijk tot 01-11-1729 door de requirant gedaan, zoals de deposant ook meerdere malen heeft gezien als hij gedurende de zomer met de dijkgraaf aanwezig was op de plaats te Westwoud.