Uitspraak van arbiters (‘goede mannen’) te Hauwert, met als resultaat een akkoord tussen een vrouw en een man, buren te Hauwert, over een geschil dat zij gehad hebben over de grenzen tussen hun 2 erven, die uitkomen op de Wikgouw (‘Wyck’). Het ging hierbij om de plaats van het scheidingshek. Een door de vrouw geplaatst nieuw hek moet worden weggehaald, terwijl het oude hek, dat nu achter het huis staat ‘dwars af na de Wyck toe’, verzet zal worden vanaf de grote paal waar de poort aan hangt, ongeveer 4 voet van het huis af, naar een plek 6 voet zuidelijker aan de ‘Wyck’ dan het nu staat, tot op het punt waar door de ‘goede mannen’ in de beschoeiing van de ‘Wyck’ een ‘kam ofte hack’ is getekend. De buurman zal met zijn nakomelingen het vrije gebruik hebben van de ‘Wyck’ vanaf de schutting tot ‘bovenaen het paeltie toe, dat bij de voors[chreven] mannen aldaer gestelt is, sijnde omtrent de langhte van 9 1/2 voeten’, mits hij de beschoeiing van de ‘Wyck’ zal onderhouden. De buurvrouw zal met haar nakomelingen mede het gebruik daarvan blijven houden, en het erf van dat punt af naar boven toe en verder tussen hun beider huizen zal gemeen blijven, tot hun beider gebruik. De buurman zal een klein ‘boetie’ aan de zuidwestrand van zijn huis mogen bouwen, en indien hij een put op het genoemde gemeenschappelijke erf zou willen hebben, dan zal hij die moeten maken ‘binnen de schuynte van sijn huys af tot [de oost?]cant van de Wyck toe’, mits de buurvrouw en haar nakomelingen daaruit ook water zullen mogen halen, ‘sonder eenigh tegenseggen ende buyten haer schade’.
Deze akte komt overeen met nr. 14 in het register op microfiche 18+.

P.S.: Vermoedelijk bestaat er verband met de niet aanwezige attestaties nr. 8, 9 en 10 in dat register, die zijn afgelegd op verzoek van de hier meergenoemde vrouw, door respectievelijk Jan Cornelisz Jonghst (zie: Jongst, Jan Kornelisz), Eelke Dircxd[ochte]r (zie: Dirks, Eeltje), en Lysbet Claesd[ochte]r (zie: Klaas, Elisabeth).