Zie ook: 3872/251, 272, 364, 365, 386, 387, 397, 398, 402, 405, 411.
Betreft aanspraken van de kerk van Oostwoud op land aldaar.

Op verzoek van de burgemeesters van Oostwoud attesteren 7 burgers van Oostwoud, die allen ooit kerkmeester aldaar zijn geweest.
De 1e deposant verklaart samen met een zekere andere Oostwouder kerkmeester te zijn geweest ‘ten tijde ende ter eerster instantie als het proces ende de questie tusschen haer kerckmeesters ten eenre ende eenen Reyner Symonsz cum sociis aldaer ter andere zijde’ (zie: Langedijk!, Reinder Simons) ‘begonnen ende aengeleyt is noopende eenige achterstallige ende onbetaelde huyrpenningen, die sij kerckmeesters pretendeerden dat de voors[chreven] Reyner Symonsz cum sociis aen haren kercke schuldich was. Welcke saecke sij kerckmeesters met advys ende voorweten van hare burgermeesters, d’selve haer partijen ter eerster instantie betrocken hebben voor d’ ed[ele] heeren van de gherechte der stede Medenblick, teneynde d’voors[chreven] achterstallige huyrpenningen voor ende ten behouve van haer kercke, aen haer attestanten mochten voldaen ende betaelt worden’.

De 2e deposant verklaart vervolgens, dat hij daarna in plaats van de 1e attestant kerkmeester is geworden, samen met dezelfde hiervoor genoemde andere Oostwouder, en dat ‘zij kerckmeesters alsdoen van haer partijen geroepen sijn voor d’ed[ele] heeren raden van Staten van Westvrieslant ende Noorderquartier tot Hoorn’ (= Gecommitteerde Raden), ‘teneynde omme het voors[chreven] proces aldaer te v[er]volgen’.
Tenslotte verklaren de 5 overige attestanten tezamen, ‘hoedat sij attestanten daerna in ordre ende v[er]scheyden [reysen?] kerckmeesters geweest sijn ende dat binnen haer tijt ende bedieninge het voors[chreven] proces vervolcht is, wel met advys ende voorweten van haer burgermeesters, als het opsicht ende sorge over haer kercke mededragende, maer alles ende met sulcken intent ende meeninge, dat haer kercke van de voors[chreven] achterstallige ende onbetaelde huyrpenningen mochte [voldaen ende betaelt worden].’
De tekst is hier door afgebladderd papier verder zo fragmentarisch, dat ze niet goed meer te lezen is. Er wordt nog iets gezegd over erfpacht, die betaald zou moeten worden aan de kosterij van Oostwoud, en verder dat deze erfpacht geen rol heeft gespeeld in de kwestie, en ‘dat al wat voor desen m[et] advys [ende] kennisse van haer burgerm[eeste]rs gedaen is, alleenlijck sijn opsichte heeft op de kercke, omme het recht van dien in vougen van de voors[chreven] achterstallige huerpen[ningen] te maincteneren’.