Betreft ruzie met messentrekkerij te Venhuizen.
Twee Venhuizers getuigen op verzoek van een medeburger hoe zij in het voorjaar van 1681 aanwezig zijn geweest in het huis van de 1e deposant in deze, samen met een schepenmeester van Venhuizen, toen de requirant in deze daar ook op bezoek kwam, waarna de genoemde schepenmeester de requirant begon uit te schelden (o.a. voor 'schelm'), daarna een mes van de bank nam en dreigde: 'Dou schelm, ick steeck dij door.' De heer des huizes, schoenmaker van beroep, sprong toen dadelijk op met 'een klopscheen in sijn hant', greep de schepenmeester vast en zei: 'Hout vast, soo niet.' Daarna nam de schoenmaker nog een leest in zijn hand en dreigde klaarblijkelijk de schepenmeester 'de poot in te smijten'.