Betreft conflict met een binnenschipper over een door hem te Broekoord (in Andijk onder Grootebroek) af te leveren lading wier.
Op verzoek van een inwoner van Broekoord (een aannemer, om precies te zijn een baas dijker!) verklaren twee mede-inwoners van Broekoord, dat zij in de herfst van 1677 door een 'perticipant' (compagnon) van de requirant zijn verzocht het schip van de binnenschipper, geladen met aan de requirant verkocht wier, te 'visenteren' (= visiteren, onderzoeken), toen deze met zijn schip voor het haventje van Broekoord lag en de requirant zelf met zijn schuitje binnen de haven was. Zij hebben toen de schipper uit naam van de genoemde compagnon verzocht het wier te laten 'opsetten', en indien dan door de 'wierlossers' zou worden vastgesteld dat de lading, zoals was overeengekomen, 'anderhalf voet last' inhield, zou de schipper het volle overeengekomen bedrag worden uit-betaald. Als het echter minder bleek te zijn, zou men hem zoveel minder uit-betalen ('korten') als de lading minder waard was, dan wel ƒ 40.- voor de gehele lading geven. Men had namelijk de ervaring, dat hij zijn schip niet behoorlijk laadde.

De schipper reageerde hierop met: 'Ben ik met gecken bruydt?' Zonder verder nog iets te zeggen is hij daarna met zijn schip met wier weggevaren.
Verder verklaren de deposanten nog, dat de prijs van wier destijds, en ook daarna, was gestegen, en tevens dat er destijds niemand meer bij deze schipper als knecht aan boord van zijn schuitje was geweest.