Zie ook: 1658/045, 098; 1967/071, 072, 074, 075, 076; 5410/014; 5412/113, 115, 117, 118, 119, 127, 143.
Op verzoek van 4 ouderlingen van de (gereformeerde) kerk van Hoogkarspel leggen twee inwoners van dat dorp, van wie er één lidmaat is, een verklaring af over de predikant van Hoogkarspel.

De eerste deposant heeft de dominee op 15-04-1673 uit het westen zien komen lopen, die hem toen 'na allen uytwendigen schijn uytwijsende zijne wercken', dronken leek te zijn. Hij heeft hem toen even gesproken, en als zij toen 'binnendeur' zouden zijn geweest, zou hij hem ook over zijn kennelijke staat hebben aangesproken. Toen hij de dominee de dag tevoren naar het westen had zien gaan, had hij hem ook gesproken, en was de predikant 'geheel anders gedisponeert'.
De tweede deposant heeft de dominee ook uit het westen zien aankomen op 15-04-1673, en zei toen tegen een zoon van de burgemeester van Hoogkarspel 'een braven krengh daerin te steken'. (Daarmee bedoelde hij waarschijnlijk, dat de predikant predikant een flinke slok op had.) Dit maakte hij op uit de loop van de dominee. Toen hij de dominee 14 dagen later weer van oost naar west zag langslopen vanuit de 'smidswinkel' te Hoogkarspel, zei de daar ook aanwezige burgemeester tegen hem, dat de dominee nu 'nuchteren ende bequaem' scheen, waarop de attestant antwoordde, dat 'zoo veel daer nu niet in en stack, als op den 15.en april of over 14 dagen verleden'.