Zie ook: 1662/112.
Betreft conflict tussen breukmeester (een soort chirurgijn gespecialiseerd in botbreuken) te Alkmaar en de secretaris van Grootebroek rond achterstallige ver-pondingen op de landerijen van de insinuant onder Grootebroek over 1694 en 1695.

De insinuant is op 08-11-1700 van Alkmaar vertrokken om de verpondingen te voldoen, doch in Grootebroek aangekomen, bleek de 'uytleg' reeds op 09-11-1700 gedaan te zijn door een notaris. De insinuant heeft daarop de secretaris, die het geld zolang had 'opgeschoten', onmiddellijk aangeboden met open beurs de 'uytleg' plus verschuldigde rente en kosten te betalen, voorzover aantoonbaar was dat het plaatselijk recht dat met zich meebracht.
Daarop kwam geen antwoord. Daarom is de insinuant nu nogmaals uit Alkmaar geko-men om de verschuldigde verpondingen plus alle redelijkerwijs daarover sedert de 'uytleg' verlopen interest te betalen. De insinuant protesteert tegen eventueel verder oplopen van de renten, die hij dan ook niet zal willen betalen. Hij heeft het geld ter secretarie van Grootebroek gedeponeerd met het aanbod op de aller-eerste aanmaning een redelijke interest te voldoen.
De secretaris wil het geld tenslotte wel in bewaring aannemen, maar wenst het niet als definitieve betaling te beschouwen; hij verlangt daarenboven voor de kosten van iedere verlopen dag een oortje per gulden, en daarbovenop nog de kosten gemaakt voor de executie.