Zie ook: 1667/005, 006, 007.
Terugkoop door de destijds verdwenen bakker, thans wonende te Egmondaan-den-Hoef, van bakkerij te Grootebroek, inclusief bakkersgereedschap en schuit, voor ƒ 750.-, van diens opvolger.

De betaling zal als volgt geschieden: De koper geeft de verkoper een kwijtschelding van een door hem van de eerstgenoemde geleende som van ƒ 550.-, neemt de schuld van ƒ 200.- over, die de verkoper heeft aan de zuster van de koper (tevens zuster van de verkoper?), neemt alle over de bakkerij in Den Haag en elders gemaakte proceskosten op zich, en staat verder toe dat de verkoper zonder huur te betalen van 01-05-1728 tot 01-05-1729 in de bakkerij mag blijven wonen. Wel zal de verkoper de huur tot 01-05-1728 betalen (ƒ 30.-), mits de koper de verschenen 100e penning tot heden toe voor zijn rekening neemt en de bakkerij ordentelijk onderhoudt. Bij de uiteindelijke beëindiging van de inwoning op 01-05-1729 zal de koper de verkoper 6 zakken tarwe geven of anders de waarde daarvan (ƒ 24.-) in contant geld.