Betreft incident in de herberg 'van de Oost-Indischvaerder' (= waarschijnlijk Bantam) te Hoogkarspel, op 'Ste Louris des avonts lestleden' (op St. Laurens, vermoedelijk op 10-08-1631).
Op verzoek van een bewoner van de Wijzend onder Hoogkarspel, verklaren een Westwouder en een inwoner van Westerblokker, beiden 25 jaar oud, dat zij op die dag met de requirant daar in die herberg aanwezig zijn geweest. De eerste deposant verklaart, dat hij bij de requirant op schoot zat in het voorhuis van de herberg, toen een zekere inwoner van Hoogkarspel binnenkwam, die zonder aanleiding een mes zou hebben getrokken en naar de requirant hebben gestoken, waarbij hij bijna de deposant in zijn arm raakte. Daarna zou de messentrekker de deur zijn uitgegaan, zonder dat de requirant daarover iets kwalijks had gezegd of zelf een mes had getrokken.

De tweede deposant had met de requirant 'op de camer' staan praten, toen deze zelfde man bij hen was gekomen, die zonder enige woorden de requirant een slag voor zijn hoofd zou hebben gegeven, en vervolgens zijn mes zou hebben getrokken. Toen de requirant niet ook zijn mes trok, zou zijn aanvaller zijn weggegaan.

Zie ook: 0366/009; 0367/043, voor wat betreft de Binnenwijzender Sluis.
Op verzoek van 2 inwoners van Hoogkarspel, die optreden als lasthebbers van het 'Westende van Hoochcarspel', verklaren een regerend burgemeester de stede West-woud, wonende te Westwoud, een oud-burgemeester dezer stede wonende te Binnen-wijzend en de burgemeesters van Venhuizen en Hem, dat zij 'op heden' (04 04-1632) zijn wezen kijken op de plek in Hoogkarspel waar 'eenige van Hoochcarspel waren begonnen tot haer gerieve de wech te leggen om 't genot en 't gewas uyt Den Hout te halen', en op de plek waar deze 'notwech tot dienste van die van Hoochcarspel' volgens de ordonnantie van de Gecommitteerde Raden van West-Fries-land en het Noorderkwartier (dd. 20-09-1630!, zie: Archief stede Grootebroek, inv.nr. 894) zou moeten komen te liggen. Het oordeel van de deposanten luidt, dat de laatstgenoemde plaats de beste is.

De akte is gepasseerd in een herberg 'aen de Binnewijsender Sluys'.
N.B.: De 'notweg', waarvan hier sprake is, en die tenslotte zal worden aan-gelegd op de plaats waar de Gecommitteerde Raden deze wilden hebben, is de weg die later (en nu nog steeds) Nieuwe Weg heet, tussen Hoog-karspel en De Wijzend, en die aanvankelijk werd aangeduid als 'de wagenweg'. Het volgende aan te leggen stuk, tussen de Wijzend en De Hout (de huidige Houterweg), zou lange tijd bekendstaan als 'het Houter voetpad'. De toestemming tot aanleg van zowel de wagenweg tot aan de Wijzend als van het voetpad tot aan De Hout was al verleend op 20-09-1630. (Zie: Archief stede Grootebroek, inv.nr. 894.) Overigens was het voetpad in 1639 nog steeds niet aangelegd, zoals blijkt uit een besluit van de Gecommitteerde Raden dd. 08-09-1639 betreffende de aanleg van dit voetpad en de verdeling van de kosten daarvan. Kenne-lijk was hierover een proces gevoerd. (Zie: Archief stede Grootebroek, inv.nr. 487.)