Betreft schuld aan de chirurgijn van Hauwert.
De chirurgijn machtigt de bode van Hoogwoud de totale schuld van ƒ 45.- te innen bij een inwoner van Hoogwoud, die afkomstig is uit Oostwoud.

Ongeveer 2 jaar geleden had de chirurgijn een meisje te Oostwoud genezen, die door de nu in Hoogwoud wonende man in haar zijde was geslagen met een stok. De kuur was in instantie ‘seer periculoos’ geweest, ‘ende de patiënt in groot gevare des doots, alsoo dat haer het bloet onder ende mede boven tot neus ende monde quam uyt te bloeyen, ende daernae bij hem comparant met vele moeyte ende experte medicamenten gebracht door Godes zegen tot goeden gesonth[eyt] ende dispositie’. Hiervoor heeft hij het bedrag van ƒ 36.- tegoed, welke kosten de dader (‘delinquant’) had beloofd te zullen betalen. Ondanks aanmaningen is deze echter niettemin in gebreke gebleven. Bovendien is de man de chirurgijn nog ƒ 6.- schuldig wegens bij tijd en wijle aan zijn familie geleverde medicamenten, en dergelijke.
Desnoods mag de bode de aflossing van deze schulden afdwingen voor het gerecht van de heerlijkheid Hoogwoud.