Op verzoek van een inwoner van het einde van Binnenwijzend in de banne van Hoogkarspel attesteren respectievelijk de burgemeester van Westerblokker, een schepen en een andere inwoner van Binnenwijzend en drie bewoners van De Hout (de Westerhout) onder Binnenwijzend.
De 1e deposant verklaart circa 24 jaar in het huidige huis van de requirant op het einde van Binnenwijzend gewoont te hebben, en in die tijd eigenaar te zijn geweest van een akker van 270 roeden recht achter het huis van een zekere weduwe te Binnenwijzend, dat hij had geërfd van zijn ouders en voorouders.

De 2e deposant woont sinds ongeveer 30 jaar in Binnenwijzend, en heeft ongeveer 10 jaar lang een zaadakker van 262 1/2 roeden van zijn tante in huur gehad, die ook recht achter de werf van de genoemde weduwe lag, met een dam eraan vast.
De 3e deposant, die van kindsbeen in Binnenwijzend heeft gewoond, heeft samen met zijn broer van zijn ouders een akker van circa 200 roeden geerfd, kennelijk ook op die locatie.
De 4e en 5e deposant hebben ongeveer 14 jaar geleden van hun ouders een zaad-akker van 500 roeden geërfd met de werf waar hun huis op staat, mede gelegen recht achter het huis van de weduwe.
De 6e deposant tenslotte heeft circa 4 jaar geleden van zijn ouders een akker van 100 roeden geërfd, mede recht achter het huis van de weduwe.
Allen verklaren, dat zij nooit planken voor het huis van de weduwe hebben gelegd, of daar hebben gestrooid, of de watergang naast het huis van de weduwe hebben gesloot.